Klaas de Wilde: verschil tussen versies
Geen bewerkingssamenvatting |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
(7 tussenliggende versies door 2 gebruikers niet weergegeven) | |||
Regel 5: | Regel 5: | ||
| overlijden_datum = | | overlijden_datum = | ||
| overlijden_plaats = | | overlijden_plaats = | ||
| functies = | | functies = Raad van Beheer / Commissaris / Secretaris / Penningsmeester | ||
| bekend_van = [[Teleac]], [[Feduco]] | | bekend_van = [[NOS]], [[Teleac]], [[Feduco]] | ||
| periode_actief = 1982-1986 | | periode_actief = 1982-1986 | ||
}} | }} | ||
Klaas de Wilde is | |||
Klaas de Wilde is begin jaren zeventig lid geweest van de Raad van Beheer van de [[NOS]]. Binnen deze raad is hij commissaris personeelszaken geweest en later commissaris van financiën. Na zijn pensionering neemt hij als afgevaardigde van [[Teleac]] zitting in het bestuur van [[Feduco]]. Hij is penningsmeester en secretaris van Feduco geweest van 1982 tot 1986. | |||
'''Periode Feduco''' | |||
In de jaren tachtig is de omroepstructuur volop in beweging in Nederland. Er wordt gewerkt aan een nieuwe mediawetgeving. Educatieve omroep is slechts een bescheiden onderdeel van het totale omroepgebeuren. Wilde vindt de bestaansduur van Feduco te kort om op basis van de opgedane ervaringen al te beslissen over een definitieve structuur van de educatieve omroep in Nederland. Deze mening is mede beïnvloed door negatieve ontwikkelingen binnen Feduco. Wilde vindt daarom dat het “Feduco-experiment” na 30 juni 1986 met nog drie jaar voortgezet zou moeten worden. Hij constateert namelijk een spanningsveld tussen Feduco en de Teleac waarbij de verhoudingen frustrerend zijn. Het is volgens Wilde een “multi-interpretabele formule”, namelijk het gegeven dat Teleac de technische verzorging van de 52 uur Open School televisiezendtijd op zich neemt. Wilde vindt dat de daaruit voortvloeiende problemen tussen Teleac en Feduco het klimaat in menig opzicht heeft bedorven. | In de jaren tachtig is de omroepstructuur volop in beweging in Nederland. Er wordt gewerkt aan een nieuwe mediawetgeving. Educatieve omroep is slechts een bescheiden onderdeel van het totale omroepgebeuren. Wilde vindt de bestaansduur van Feduco te kort om op basis van de opgedane ervaringen al te beslissen over een definitieve structuur van de educatieve omroep in Nederland. Deze mening is mede beïnvloed door negatieve ontwikkelingen binnen Feduco. Wilde vindt daarom dat het “Feduco-experiment” na 30 juni 1986 met nog drie jaar voortgezet zou moeten worden. Hij constateert namelijk een spanningsveld tussen Feduco en de Teleac waarbij de verhoudingen frustrerend zijn. Het is volgens Wilde een “multi-interpretabele formule”, namelijk het gegeven dat Teleac de technische verzorging van de 52 uur Open School televisiezendtijd op zich neemt. Wilde vindt dat de daaruit voortvloeiende problemen tussen Teleac en Feduco het klimaat in menig opzicht heeft bedorven. | ||
Op 27 september 1985 legt het bestuur van Feduco een structuurvoorstel met een brief voor aan deelnemende organisaties. Wilde is uiteindelijk teleurgesteld in de reacties omdat niet alle leden van de bestuurscommissie succesvol is geweest in hun verdediging van het structuurvoorstel. | Op 27 september 1985 legt het bestuur van Feduco een structuurvoorstel met een brief voor aan deelnemende organisaties. Wilde is uiteindelijk teleurgesteld in de reacties omdat niet alle leden van de bestuurscommissie succesvol is geweest in hun verdediging van het structuurvoorstel. | ||
Wilde is niet tevreden over het verloop van de Feduco bestuursvergadering op 24 januari 1986. Er is namelijk sprake van discrepantie tussen de reactie van het NOS en de reacties van de zeven omroeporganisaties op het structuurvoorstel. Hij concludeert dat in de toekomst een zelfstandige rol van de omroeporganisaties binnen het NOS-verband er niet in zit. Wilde leeft een tijd met de hoop dat omroeporganisaties een zekere brugfunctie zouden willen en kunnen vervullen tussen degenen die snel naar één educatieve omroeporganisatie willen en anderen die zeer huiverig zijn voor nieuwe organisatorische vormen. Wilde heeft geen vertrouwen meer in de vervulling van de brugfunctie doordat het NOS-bestuur pleit voor één organisatie voor educatieve omroep. Hij vindt het vreemd dat omroeporganisaties met het grootste gemak over één organisatie spreken zonder zich te realiseren dat er op z’n minst twee “echte” educatieve omroepen zijn met lange traditie en bekendheid, kennis en ervaring welke echte “educatieven” maar aan banden zouden moeten worden gelegd. | Wilde is niet tevreden over het verloop van de Feduco bestuursvergadering op 24 januari 1986. Er is namelijk sprake van discrepantie tussen de reactie van het NOS en de reacties van de zeven omroeporganisaties op het structuurvoorstel. Hij concludeert dat in de toekomst een zelfstandige rol van de omroeporganisaties binnen het NOS-verband er niet in zit. Wilde leeft een tijd met de hoop dat omroeporganisaties een zekere brugfunctie zouden willen en kunnen vervullen tussen degenen die snel naar één educatieve omroeporganisatie willen en anderen die zeer huiverig zijn voor nieuwe organisatorische vormen. Wilde heeft geen vertrouwen meer in de vervulling van de brugfunctie doordat het NOS-bestuur pleit voor één organisatie voor educatieve omroep. Hij vindt het vreemd dat omroeporganisaties met het grootste gemak over één organisatie spreken zonder zich te realiseren dat er op z’n minst twee “echte” educatieve omroepen zijn met lange traditie en bekendheid, kennis en ervaring welke echte “educatieven” maar aan banden zouden moeten worden gelegd. | ||
In april 1986 schrijft hij een brief aan de leden van het Bestuur van Feduco en de leden van de Programma Advies Raad waarin hij vermeld dat hij niet langer als afgevaardigde van Teleac in het bestuur van Feduco zitting wil hebben. Zijn aanleiding tot dit besluit vormen de besprekingen binnen het bestuur van Feduco over een meer definitieve structuur voor de educatieve omroep in Nederland. Volgens Wilde is er een duidelijke breuk ontstaan tijdens de vergadering van 24 januari 1986. Het door Feduco ontwikkelde beleid geeft Wilde direct de aanleiding om niet langer zitting te nemen in het bestuur. | |||
[[Category:Personen|Wilde, Klaas de]] |
Huidige versie van 18 nov 2013 om 08:47
Klaas de Wilde is begin jaren zeventig lid geweest van de Raad van Beheer van de NOS. Binnen deze raad is hij commissaris personeelszaken geweest en later commissaris van financiën. Na zijn pensionering neemt hij als afgevaardigde van Teleac zitting in het bestuur van Feduco. Hij is penningsmeester en secretaris van Feduco geweest van 1982 tot 1986.
Periode Feduco
In de jaren tachtig is de omroepstructuur volop in beweging in Nederland. Er wordt gewerkt aan een nieuwe mediawetgeving. Educatieve omroep is slechts een bescheiden onderdeel van het totale omroepgebeuren. Wilde vindt de bestaansduur van Feduco te kort om op basis van de opgedane ervaringen al te beslissen over een definitieve structuur van de educatieve omroep in Nederland. Deze mening is mede beïnvloed door negatieve ontwikkelingen binnen Feduco. Wilde vindt daarom dat het “Feduco-experiment” na 30 juni 1986 met nog drie jaar voortgezet zou moeten worden. Hij constateert namelijk een spanningsveld tussen Feduco en de Teleac waarbij de verhoudingen frustrerend zijn. Het is volgens Wilde een “multi-interpretabele formule”, namelijk het gegeven dat Teleac de technische verzorging van de 52 uur Open School televisiezendtijd op zich neemt. Wilde vindt dat de daaruit voortvloeiende problemen tussen Teleac en Feduco het klimaat in menig opzicht heeft bedorven.
Op 27 september 1985 legt het bestuur van Feduco een structuurvoorstel met een brief voor aan deelnemende organisaties. Wilde is uiteindelijk teleurgesteld in de reacties omdat niet alle leden van de bestuurscommissie succesvol is geweest in hun verdediging van het structuurvoorstel. Wilde is niet tevreden over het verloop van de Feduco bestuursvergadering op 24 januari 1986. Er is namelijk sprake van discrepantie tussen de reactie van het NOS en de reacties van de zeven omroeporganisaties op het structuurvoorstel. Hij concludeert dat in de toekomst een zelfstandige rol van de omroeporganisaties binnen het NOS-verband er niet in zit. Wilde leeft een tijd met de hoop dat omroeporganisaties een zekere brugfunctie zouden willen en kunnen vervullen tussen degenen die snel naar één educatieve omroeporganisatie willen en anderen die zeer huiverig zijn voor nieuwe organisatorische vormen. Wilde heeft geen vertrouwen meer in de vervulling van de brugfunctie doordat het NOS-bestuur pleit voor één organisatie voor educatieve omroep. Hij vindt het vreemd dat omroeporganisaties met het grootste gemak over één organisatie spreken zonder zich te realiseren dat er op z’n minst twee “echte” educatieve omroepen zijn met lange traditie en bekendheid, kennis en ervaring welke echte “educatieven” maar aan banden zouden moeten worden gelegd.
In april 1986 schrijft hij een brief aan de leden van het Bestuur van Feduco en de leden van de Programma Advies Raad waarin hij vermeld dat hij niet langer als afgevaardigde van Teleac in het bestuur van Feduco zitting wil hebben. Zijn aanleiding tot dit besluit vormen de besprekingen binnen het bestuur van Feduco over een meer definitieve structuur voor de educatieve omroep in Nederland. Volgens Wilde is er een duidelijke breuk ontstaan tijdens de vergadering van 24 januari 1986. Het door Feduco ontwikkelde beleid geeft Wilde direct de aanleiding om niet langer zitting te nemen in het bestuur.