Albert Mol: rolmodel of niet?: verschil tussen versies
Geen bewerkingssamenvatting |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
(2 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven) | |||
Regel 1: | Regel 1: | ||
== "Ik ben zo, en dat mag iedereen weten!" Albert Mol: rolmodel of niet? == | == "Ik ben zo, en dat mag iedereen weten!" Albert Mol: rolmodel of niet? == | ||
Auteur: Sanneke Zegwaard | |||
Opleiding: Doctoraal Film en Televisiewetenschap, Universiteit Utrecht | |||
Jaar: 2005 | |||
Onderwerp: rolmodellen en acteur [[Albert Mol]] | |||
[http://igitur-archive.library.uu.nl/student-theses/2006-0324-082704/Scriptie%20-%20Sanneke%20Zegwaard%20-%20%20Ik%20ben%20zo%2c%20en%20dat%20mag%20iedereen%20weten.%20Albert%20Mol%20rolmodel%20of%20niet.pdf Volledige tekst] | |||
'''Samenvatting:''' | '''Samenvatting:''' | ||
Regel 16: | Regel 16: | ||
Er bestaat onenigheid over het gebruik van de term rolmodellen. De term wordt met verschillende andere termen door elkaar gebruikt. Uit een vergelijking met de termen beroemdheid, held en mentor is naar voren gekomen dat een rolmodel “iemand is die op inspirerende wijze een voorbeeldfunctie vervult in het behalen van een voor de persoon na te streven doel”. Het rolmodel bevat alle kenmerken en eigenschappen van de overige termen in meer of mindere mate. Het model krijgt vooral meer invloed tijdens de adolescentie. De aandacht verschuift in deze fase van de ouders en de mentor, naar mediafiguren als rolmodel waaronder held en beroemdheid. Tijdens deze fase speelt media, voornamelijk televisie, een invloedrijke rol in het aanbieden van rolmodellen. Het rolmodel heeft voor de adolescent verschillende functies. Een daarvan is hulp bij het vormen van de identiteit en het zelf. De adolescent kan zich door een mate van gelijkenis en identificatie aan het model optrekken waardoor een positief gevoel van eigenwaarde ontstaat. Daarnaast kan de adolescent een model zien als vermijdend voor het eigen zelfconcept en daardoor beschouwen als negatief model. In onderzoek met tien mannelijke, homoseksuele respondenten van boven de 50 jaar, is gevonden dat Albert Mol niet als rolmodel wordt gezien voor deze groep in de jaren ’60/’70. Het onderzoek is gedaan door het afnemen van semi-gestructureerde interviews waarbij om de mening over Albert Mol werd gevraagd. De antwoorden zijn vervolgens aan de hand van de inductieve methode geanalyseerd. Uitgangspunt van het onderzoek is het idee dat deze minderheidsgroep geen voorbeeld heeft aan de eigen ouders bij de vorming van de seksuele identiteit, omdat deze heteroseksueel zijn. Tevens is homoseksualiteit bij de geboorte onzichtbaar, wat het er voor deze groep lastiger op maakt zich voor te bereiden op eventuele discriminatie. Het idee is dat zij hierin op zoek gaan naar een rolmodel. Aangezien Albert Mol in Nederland in de jaren ’60/’70 de eerste bekende homoseksueel op televisie was, lijkt het aannemelijk dat hij voor deze groep (in die tijd adolescenten) als rolmodel kon dienen. Echter, uit het onderzoek is gebleken dat de ondervraagde homoseksuelen Albert Mol persoonlijk niet als rolmodel beschouwen. Ze zien hem eerder als negatief model en voor zichzelf als “not-me self” en “feared self”, volgens de theorie van Markus en Nurius (1986). Ze hebben wel waardering voor zijn rol als voorloper in de homo-emancipatie. In dat opzicht wordt hij eerder een voorloper genoemd in plaats van een rolmodel. | Er bestaat onenigheid over het gebruik van de term rolmodellen. De term wordt met verschillende andere termen door elkaar gebruikt. Uit een vergelijking met de termen beroemdheid, held en mentor is naar voren gekomen dat een rolmodel “iemand is die op inspirerende wijze een voorbeeldfunctie vervult in het behalen van een voor de persoon na te streven doel”. Het rolmodel bevat alle kenmerken en eigenschappen van de overige termen in meer of mindere mate. Het model krijgt vooral meer invloed tijdens de adolescentie. De aandacht verschuift in deze fase van de ouders en de mentor, naar mediafiguren als rolmodel waaronder held en beroemdheid. Tijdens deze fase speelt media, voornamelijk televisie, een invloedrijke rol in het aanbieden van rolmodellen. Het rolmodel heeft voor de adolescent verschillende functies. Een daarvan is hulp bij het vormen van de identiteit en het zelf. De adolescent kan zich door een mate van gelijkenis en identificatie aan het model optrekken waardoor een positief gevoel van eigenwaarde ontstaat. Daarnaast kan de adolescent een model zien als vermijdend voor het eigen zelfconcept en daardoor beschouwen als negatief model. In onderzoek met tien mannelijke, homoseksuele respondenten van boven de 50 jaar, is gevonden dat Albert Mol niet als rolmodel wordt gezien voor deze groep in de jaren ’60/’70. Het onderzoek is gedaan door het afnemen van semi-gestructureerde interviews waarbij om de mening over Albert Mol werd gevraagd. De antwoorden zijn vervolgens aan de hand van de inductieve methode geanalyseerd. Uitgangspunt van het onderzoek is het idee dat deze minderheidsgroep geen voorbeeld heeft aan de eigen ouders bij de vorming van de seksuele identiteit, omdat deze heteroseksueel zijn. Tevens is homoseksualiteit bij de geboorte onzichtbaar, wat het er voor deze groep lastiger op maakt zich voor te bereiden op eventuele discriminatie. Het idee is dat zij hierin op zoek gaan naar een rolmodel. Aangezien Albert Mol in Nederland in de jaren ’60/’70 de eerste bekende homoseksueel op televisie was, lijkt het aannemelijk dat hij voor deze groep (in die tijd adolescenten) als rolmodel kon dienen. Echter, uit het onderzoek is gebleken dat de ondervraagde homoseksuelen Albert Mol persoonlijk niet als rolmodel beschouwen. Ze zien hem eerder als negatief model en voor zichzelf als “not-me self” en “feared self”, volgens de theorie van Markus en Nurius (1986). Ze hebben wel waardering voor zijn rol als voorloper in de homo-emancipatie. In dat opzicht wordt hij eerder een voorloper genoemd in plaats van een rolmodel. | ||
[[ | [[category:Scripties en theses]]| |
Huidige versie van 16 dec 2009 om 19:50
"Ik ben zo, en dat mag iedereen weten!" Albert Mol: rolmodel of niet?
Auteur: Sanneke Zegwaard
Opleiding: Doctoraal Film en Televisiewetenschap, Universiteit Utrecht
Jaar: 2005
Onderwerp: rolmodellen en acteur Albert Mol
Samenvatting:
Er bestaat onenigheid over het gebruik van de term rolmodellen. De term wordt met verschillende andere termen door elkaar gebruikt. Uit een vergelijking met de termen beroemdheid, held en mentor is naar voren gekomen dat een rolmodel “iemand is die op inspirerende wijze een voorbeeldfunctie vervult in het behalen van een voor de persoon na te streven doel”. Het rolmodel bevat alle kenmerken en eigenschappen van de overige termen in meer of mindere mate. Het model krijgt vooral meer invloed tijdens de adolescentie. De aandacht verschuift in deze fase van de ouders en de mentor, naar mediafiguren als rolmodel waaronder held en beroemdheid. Tijdens deze fase speelt media, voornamelijk televisie, een invloedrijke rol in het aanbieden van rolmodellen. Het rolmodel heeft voor de adolescent verschillende functies. Een daarvan is hulp bij het vormen van de identiteit en het zelf. De adolescent kan zich door een mate van gelijkenis en identificatie aan het model optrekken waardoor een positief gevoel van eigenwaarde ontstaat. Daarnaast kan de adolescent een model zien als vermijdend voor het eigen zelfconcept en daardoor beschouwen als negatief model. In onderzoek met tien mannelijke, homoseksuele respondenten van boven de 50 jaar, is gevonden dat Albert Mol niet als rolmodel wordt gezien voor deze groep in de jaren ’60/’70. Het onderzoek is gedaan door het afnemen van semi-gestructureerde interviews waarbij om de mening over Albert Mol werd gevraagd. De antwoorden zijn vervolgens aan de hand van de inductieve methode geanalyseerd. Uitgangspunt van het onderzoek is het idee dat deze minderheidsgroep geen voorbeeld heeft aan de eigen ouders bij de vorming van de seksuele identiteit, omdat deze heteroseksueel zijn. Tevens is homoseksualiteit bij de geboorte onzichtbaar, wat het er voor deze groep lastiger op maakt zich voor te bereiden op eventuele discriminatie. Het idee is dat zij hierin op zoek gaan naar een rolmodel. Aangezien Albert Mol in Nederland in de jaren ’60/’70 de eerste bekende homoseksueel op televisie was, lijkt het aannemelijk dat hij voor deze groep (in die tijd adolescenten) als rolmodel kon dienen. Echter, uit het onderzoek is gebleken dat de ondervraagde homoseksuelen Albert Mol persoonlijk niet als rolmodel beschouwen. Ze zien hem eerder als negatief model en voor zichzelf als “not-me self” en “feared self”, volgens de theorie van Markus en Nurius (1986). Ze hebben wel waardering voor zijn rol als voorloper in de homo-emancipatie. In dat opzicht wordt hij eerder een voorloper genoemd in plaats van een rolmodel.|