Geostationaire baan
Geostationaire baan Satellieten moeten, om niet in de ruimte weg te schieten of op aarde neer te storten, om de aarde heen draaien. De meeste satellieten die we in de ruimte hebben gebracht hebben een relatief lage omloopbaan van enkele honderden kilometers boven de aarde. Daar hebben ze een snelheid van rond de 28000 kilometer per uur die ze in ongeveer anderhalf uur om de aarde voert.
Deze lage banen zijn ongeschikt voor communicatiesatellieten omdat men dan de gehele tijd een antenne moet bijstellen om constant een goed signaal op te vangen. Verdwijnt de satelliet achter de horizon, dan is helemaal alle contact verdwenen. Daarom plaatst men communicatiesatellieten in een geostationaire baan. Geo = aarde, stationair = stilstand. Dat kan alleen bereikt worden door de satelliet in een hoge baan te brengen die ongeveer 39000 kilometer van de aarde verwijderd is.
De snelheid die de satelliet nodig heeft om niet uit zijn baan te geraken is precies zo groot dat hij met de aarde meedraait. Voor iemand die de satelliet vanaf de aarde bekijkt (als dat zou kunnen) zou het zijn alsof de satelliet stil boven hem hangt. Omgekeerd "ziet" de satelliet altijd hetzelfde stuk van de aarde. De omlooptijd is 24 uur, precies de tijd die de aarde nodig heeft voor een omwenteling.