Zelfbouwmicrofoon
Naam | |
Vervaardigd door | |
In gebruik vanaf | |
In gebruik tot | |
Gewicht |
Om geluid op te vangen en te gebruiken voor radiotelefonie is een microfoon nodig die de luchttrillingen omzet in een elektrisch signaal. Aanvankelijk gebruikt men hiervoor een koolmicrofoon. Zendamateurs aan het begin van de twintigste eeuw nemen hiervoor vaak het microfoonkapsel uit een telefoontoestel. Het blikkerig geluid wordt voor lief genomen. Voor de radio-omroep is de kwaliteit van de koolmicrofoon in deze uitvoering onvoldoende. Daar gebruikt men de Reisz- ofwel marmerblokmicrofoon. Deze heeft een veel betere geluidskwaliteit. In een blok marmer bevindt zich het werkzame deel van de microfoon. Het marmer verschaft een solide en trillingvrij omhulsel.
In 1935 beschrijft G.J. Eschauzier, een medewerker van J. Corver, in het blad radio Expres hoe men zelf een Reisz microfoon kan maken. Hij gebruikt geen marmer maar stevig beuken- of mahoniehout om een microfoonlichaam te krijgen dat voldoende stevig en solide is. Dit zorgt ervoor dat de geluidskwaliteit toeneemt. Het werkende deel is nog steeds de koolmicrofoon, de kast is degelijker dan het kapsel van de telefoon. De vulling van de microfoon wordt ook zelf gemaakt. Men stampt een booglampspits of wat cokes heel fijn. Cokes is in die tijd een zeer gangbaar materiaal. Het is het restproduct bij de productie van lichtgas uit steenkool en een goedkope warmtebron in veel huiskamerskachels. Met dit poeder vulde men het omhulsel, maakte aansluitingen voor de elektriciteit en klaar. Deze microfoon heeft nummer 2297.