Animatiefilm voor het digitale tijdperk
De Nederlandse animatiefilm vóór het digitale tijdperk
Auteur: Nico Crama
Onderwerp: Animatiefilm voor het digitale tijdperk.
Lezing: Nederlands instituut voor Beeld en Geluid 3 september 2017.
Animatiecollege Nico Crama: De Nederlandse animatiefilm vóór het digitale tijdperk Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid – 3 september 2017
Beste aanwezigen,
Ik hoop dat ik u vanmorgen niet ga teleurstellen.
Wat wordt aangekondigd als een “college” over de Nederlandse animatiefilm is eigenlijk een praatje met bewegende lichtbeelden. Dit praatje gaat dan ook nog over één beperkt aspect van de Nederlandse animatiefilm, namelijk de “korte kunstzinnige animatiefilm”, ook wel aangeduid als de “vrije animatiefilm”.
Er bestaan in ons land ook andere vormen van animatiefilms: Films die in opdracht worden gemaakt, zoals reclame-, voorlichtings- en propagandafilms, bioscoop- en televisie-commercials en korte televisieboodschappen van bijvoorbeeld de overheid. Ook wordt animatie uitgebreid toegepast in de snel groeiende game-industrie. Pril is de opkomst in Nederland van de zgn. avondvullende animatiefilm - met de vertoningsduur van een speelfilm - waarvan er nog maar weinig bestaan. Al deze toepassingen worden vanmorgen buiten beschouwing gelaten. Bovendien bestrijkt mijn praatje dan ook nog een zeer beperkte periode: de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw.
Ik kan u in anderhalf uur helaas niet alles bieden. Als dit niet is wat u bedoelde kunt u de zaal alsnog verlaten en – naar ik aanneem – bij de kassa uw geld terugvragen. Voor wie overblijft zal ik proberen er het beste van te maken.
Om uit te leggen wat animatie is wil ik u zestig jaar mee terugnemen in de tijd – naar 1957. In die tijd werkte ik bij de Nederlandse Onderwijs Film in Den Haag, en daar werkte ook tekenaar/illustrator Rupert van der Linden, die bezig was met het tekenen van een film, wat mij – als liefhebber van kunst én film – in hoge mate interesseerde. Rupert had een kinderverhaal ontworpen, een soort sprookje, dat hij filmisch wilde uitbeelden alsof het bewegende tekeningen op een zwart schoolbord waren. Dus witte lijnen op een zwarte achtergrond. Hij tekende echter zwarte lijnen op wit papier die op negatief-film werden gefotografeerd, waardoor het gewenste wit/zwart effect ontstond. Rupert liet me zien hoe hij zijn film ontwierp en tekende als een soort stripverhaal. Dit verhaal is bevolkt met getekende karakters, zoals een schooljuffrouw met een groepje kinderen. De hoofdfiguur is een goochelaar die eigenlijk een metaforische aanduiding is voor het verschijnsel tekenfilm: statische tekeningen en/of voorwerpen worden als door een toverstaf tot leven gebracht. Het begrip animatiefilm is afkomstig van het woord “anima” = ziel. Dode voorwerpen worden bezield – tot leven gebracht als ware toverkunst. Door aan een tekening steeds iets toe te voegen en te laten transformeren, en de opeenvolgende tekeningen beeldje voor beeldje te fotograferen, ontstaat bewegend beeld. Op zich een soort wonder. Het eerste kunststukje is dat het beweegt, maar de ware kunst is hoe het beweegt. Een tekening roept op zich al een bepaalde sfeer en een gevoel bij ons op. Een tot leven gekomen tekening voegt daar een zekere emotie aan toe. Wat gebeurt hier en hoe zal het aflopen? Let u er straks maar eens op hoe de spichtige schooljuffrouw zich beweegt vergeleken met de flamboyante goochelaar. En kijk ook eens goed naar de manier waarop de vodden¬koopman, soms samengesmolten met zijn bakfiets, tot leven is gebracht. Door de eenvoud van deze geanimeerde figuren worden de grond¬beginselen van de animatiefilm zichtbaar. En in al deze eenvoud wordt er diepte in het beeld gesuggereerd als de goochelaar vanuit de verte naar voren komt. Via getekende metamorfoses veranderen kinderen in voorwerpen en omgekeerd. Tovenaarswerk, zoals het animeren zelf. Aan het eind van het filmfragment worden er decors toegevoegd. Alle expressieve mogelijkheden van de animatiefilm worden getoond in een fundamentele vorm. Dit is animatiefilm in z’n puurste vorm.
Het was voor mij fascinerend deze tekenfilm van zo dichtbij te zien ontstaan. Ik had in mijn jeugd al wel verschillende soorten tekenfilms gezien, zoals 8mm-filmpjes op kinderpartijtjes, Amerikaanse cartoons als voorfilm in de bioscoop en later de grote Disney-films, zoals Sneeuwwitje, Pinokkio en Bambi. Maar door een tekenfilm te zien ontstaan, ging ik er heel anders naar kijken en ontvlamde mijn liefde voor het fenomeen animatiefilm, dat mij er uiteindelijk toe heeft gebracht om deze films te gaan produceren. Nog even terugkomend op “De goochelaar ontgoocheld”, waarvan u alleen een fragment krijgt te zien. Deze film was een experiment voor Rupert van der Linden, die al doende het maken van een tekenfilm voor zichzelf aan het uitvinden was. Later ontdekte hij dat “De goochelaar” sterke overeenkomsten vertoonde met de eerste films van de Franse teken¬filmpionier Emile Cohl, die rond 1900 werden gemaakt, toen de film juist was uitgevonden.
Animatiefilms bestaan in vele vormen en dienen verschillende doeleinden. Animatie is niet in de eerste plaats vermaak voor kinderen, zoals het nogal eens wordt gezien. “De goochelaar ontgoocheld” is een onderwijsfilm, wél specifiek bedoeld voor kinderen, in dit geval leerlingen van het lager onderwijs, nu de basisschool geheten. Ik neem u even mee naar de jaren vijftig in de vorige eeuw, een tijdperk met een zeer beperkt televisie-aanbod. De eerste Neder¬landse publieke televisie-uitzending vond op 2 oktober 1951 plaats, en het zou zeker nog wel tien jaar duren voordat er in brede kring naar de televisie werd gekeken. In die tijd was er op zaterdagochtend nog school, en in volle klaslokalen met veertig leerlingen of meer wilde men die ochtend nog wel eens vullen met het vertonen van onderwijsfilms – deels ook voor het vermaak. Dat hield in dat er een 16mm filmprojector in het schoollokaal werd opgesteld, een filmscherm werd opgehangen en het lokaal dat – al dan niet met de hulp van leerlingen – werd verduisterd. De opwinding onder de leerlingen was hoorbaar als de meester of juffrouw de film inlegde en startte. Dan begon de film, voorzien van het geluid van een ratelende projector. Voor de meeste scholen was een geluids¬projector te kostbaar, waardoor de films doorgaans zwijgend werden vertoond. Onder deze omstandigheden moet men zich de vertoningen van “De goochelaar ontgoocheld” voorstellen. Na afloop van de vertoning moesten de leerlingen de film navertellen of er een opstel over schrijven.
Ruim een halve eeuw na de totstandkoming van “De goochelaar ontgoocheld” werd de film alsnog van een geluidsband voorzien. U kunt horen hoe het geluid, in dit geval pianomuziek van Rupert van der Linden zelf, de beleving van de film ingrijpend verandert. En tenslotte – voordat we eindelijk naar dit filmfragment gaan kijken – nog even dit. Een film maak je nooit alleen. Het is een samenspel van mensen en technieken. “De goochelaar ontgoocheld” werd beeldje voor beeldje opgenomen door Wim van Beelen, instrumentmaker bij de Nederlandse Onderwijsfilm, met een door hemzelf in elkaar geknutselde animatie-camera-opstelling. Later zou Van Beelen het beeld-voor-beeld camerawerk verzorgen voor talloze Nederlandse animatiefilms, waaronder ook enkele films die deze morgen worden vertoond. Technische medewerkers zoals Wim van Beelen hebben een grote rol gespeeld bij de ontwikkeling van de Nederlandse animatiefilm en zij mogen zeker niet worden vergeten… 1) Fragment “De goochelaar ontgoocheld” (Rupert van der Linden, 1958) – 3’44” Nederland heeft een eeuwenoude traditie op het gebied van de teken- en schilder¬kunst. Kunstenaars als Rembrandt, Van Gogh, Mondriaan en Karel Appel zijn bekend over de gehele wereld. Hun werk heeft gemeen dat het een sterk individueel karakter heeft en vernieuwend is. Verder komt er menigmaal onze culturele identiteit in tot uitdrukking. Omdat het werk primair visueel is, en niet afhankelijk van de beperking van de Nederlandse taal, spreekt het een groot internationaal publiek aan. De Nederlandse animatiefilm sluit in zekere zin aan op deze traditie. Zoals we in de documentaire “Beeld voor beeld” zullen zien, gaat het hier ook om primair visuele uitingen, over het algemeen vormgegeven door individuele kunstenaars op eenvoudige werkplekken. Grote studio’s zoals de poppenfilmstudio Dollywood van Joop Geesink (met meer dan honderd werknemers) bestonden niet meer toen de film “Beeld voor beeld” tot stand kwam in 1985. In die tijd was er geen sprake van een Nederlandse animatiefilmindustrie. Zo’n industrie bestaat er dertig jaar later overigens nog steeds niet. De geanimeerde introductie van “Beeld voor beeld” legt een verband tussen de Nederlandse animatie en onze traditie op het gebied van de teken- en schilderkunst. Deze titelsequentie werd ontworpen en geanimeerd door de bekende Nederlandse animatie¬filmer Gerrit van Dijk, helaas overleden in 2012. Gerrit van Dijk komt met zijn werk ook voor in de documentaire “Beeld voor beeld”, naast een aantal andere filmers die de Nederlandse animatiefilm in de vorige eeuw grote internationale bekendheid hebben gegeven. De film eindigt met een blik op de toekomst: de introductie van de computer bij het maken van animatiefilms, waardoor niet alleen de techniek en werkwijze zouden veranderen, maar ook de vormgeving van beeld en geluid – misschien wel een goed onderwerp voor een volgend “college” over de animatiefilm, dan te presenteren door iemand van de computer¬generatie… 2) Documentaire “Beeld voor beeld” (Nico Crama, 1985) – 29’ In “Beeld voor beeld” heeft u als voorbeelden allemaal stukjes uit animatiefilms kunnen zien. Het leek me toch wel belangrijk om u een aantal complete films te laten zien, te beginnen met de korte film “Butterfly R.I.P. 1975” van Gerrit van Dijk en Peter Brouwer. “Animatiefilms bestaan in vele vormen en dienen verschillende doeleinden,” vertelde ik u al. Dit filmpje, onafhankelijk geproduceerd in 1972, bevat een duidelijke boodschap over het milieu, een thema van alle tijden, maar zeker actueel in het begin van de jaren zeventig. In nog geen 3½ minuut wordt de boodschap op een bijzondere manier overgebracht, onvergelijkbaar met bijvoorbeeld een documentaire film op dit gebied. De min of meer eenvoudige vormgeving bestaat uit zogenaamde cut-out animatie. De natuur wordt in kleur weergegeven en de bebouwing is zwart/wit gefotografeerd en gekopieerd. Uitgeknipte onderdeeltjes die onder de camera van Wim van Beelen tot leven werden gebracht. Een verhaal zonder woorden dat dankzij zijn simpele maar indringende vormgeving op een aantal internationale filmfestivals werd vertoond en in vele landen op televisie te zien is geweest. 3) “Butterfly R.I.P.1975” (Peter Brouwer & Gerrit van Dijk, 1972) – 3’36” Film is naast een creatief en ambachtelijk product ook een economisch product. Films worden gemaakt om te worden vertoond en deze vertoningen vormen de basis voor de terugbetaling van de productiekosten, het liefst aangevuld met enige winst. Bij een Disney-film kan men zich zoiets wel voorstellen, maar hoe zit het met een korte kunstzinnige Nederlandse animatiefilm? Een “vrije” korte film, dat wil zeggen een film naar eigen idee en uitwerking, is in de meeste gevallen economisch niet rendabel. De opbrengsten wegen niet of nauwelijks op tegen de productiekosten. Waarom worden er dan toch korte animatiefilms gemaakt? De korte film is een soort research-laboratorium voor de filmcultuur. Er worden ideeën ontwikkeld en mensen en technieken uitgetest die niet in een commercieel productieproces passen. Mede met dit doel voor ogen wordt de korte film – waaronder de korte animatiefilm – door de Nederlandse overheid gesubsidieerd. Als de kwaliteit van zo’n film goed uitpakt, wint hij belangrijke prijzen op internationale filmfestivals, en soms zelfs een Oscar¬nominatie of de prestigieuze Oscar. Dan wordt zo’n film een cultureel visitekaartje waarmee de Nederlandse cultuur kan worden gepromoot. Een soort Holland Promotion dus, zoals dat bijvoorbeeld ook gebeurt bij de wetenschap (Nobelprijzen) en de sport (Olympische Spelen). Het probleem bij de animatiefilm is dat er onvoldoende financiële steun van de overheid beschikbaar is. Dat was niet alleen het geval in de recente periode van overhaaste en ondoordachte bezuinigingen op kunst en cultuur, maar ik heb nooit anders meegemaakt dan tekort aan geld op filmgebied. Laten we als voorbeeld nemen de succesvolle, met een Oscarnominatie onderscheiden “Oh My Darling”, voltooid in 1978. Voor deze film werd bij de overheid een begroting ingediend van Fl. 93.212,--, een alleszins redelijk bedrag voor een animatiefilm van 7 minuten. De overheid vond dat echter te veel geld en er moest fors op worden bezuinigd. Na veel gemarchandeer kwam er een budget van Fl. 78.371,-- beschikbaar. Dat is een korting van maar liefst 16%. Om niet op de noodzakelijke techniek en de technische medewerkers te bezuinigen, kwamen de tekorten voor rekening van regisseur en producent, die er alles aan hebben gedaan om voor een appel en een ei een kwalitatief hoogwaardige film op te leveren. Toen er door deze kwaliteit inkomsten voortkwamen uit wereldwijde vertoningen van “Oh My Darling”, werd hiervan door de overheid meteen FL. 55.643,-- ingehouden als gedeeltelijke terugbetaling van de subsidie. Door al deze achtergrondinformatie vergeet ik bijna te vertellen dat “Oh My Darling” werd ontworpen en getekend door de Deens-Nederlandse animatiefilmer Børge Ring, een oud-medewerker van de Toonder Studio’s. Het ontwerp van zijn film en de vloeiende animatiestijl van Børge Ring zijn geïnspireerd op de klassieke Amerikaanse cartoon, zoals ook toegepast in de Disney Studio’s. Een “home movie” noemt Børge Ring deze film, gebaseerd op dagelijks familie-lief en -leed. Het universele onderwerp van “Oh My Darling” is zonder taal door iedereen – waar ook ter wereld – te begrijpen. De film heeft wel muziek, gearrangeerd en gespeeld door Børge Ring die naast zijn filmwerk grote bekendheid genoot als jazz¬musicus, zoals al te zien was in “Beeld voor beeld” 4) “Oh My Darling” (Børge Ring, 1978) – 7’ Een groot contrast met “Oh My Darling” vormt de korte film “Oh What a Knight” van Paul Driessen. Deze animatiefilmer heeft een filmoeuvre opgebouwd in Nederland en Canada, waar hij jarenlang afwisselend heeft gewerkt. Nu woont en werkt hij in Frankrijk. Paul Driessens bestaan en werk laten zien hoe internationaal de wereld van de animatiefilm is. “Oh What a Knight” is een film zonder taal of muziek, maar met suggestieve geluidseffecten, die de absurde wereld van Paul Driessen begeleiden. De grafische stijl van Driessen, gecombineerd met een minimale vorm van animatie, zijn wereldbekend geworden en worden vooral heel erg gewaardeerd in Japan en andere landen in het Verre Oosten. In iets meer dan drie minuten tovert Paul Driessen een bijzondere en humorvolle film tevoorschijn die een Nederlandse “klassieker” op animatiegebied zou worden en de hele wereld overging. 5) “Oh What a Knight” (Paul Driessen, 1982) – 3’16” De film “De karakters” is een werkstuk van animatiefilmer Evert de Beijer, die ooit de Picasso van de Nederlandse animatie werd genoemd. Zoals u zult kunnen zien, is de invloed van de beeldende kunst heel groot in de bizarre wereld van een man en een vrouw, George en Belle geheten. Toch staat deze film ver van een bewegend schilderij. Er is een grote rol weggelegd voor camerastandpunten en perspectieven, waarvoor Evert de Beijer putte uit zijn opleiding aan de Nederlandse Filmacademie. Geen muziek of gesproken woord in deze film om het verhaal te vertellen. Wel twee stemmen, waaronder die van een operazangeres, die zonder herkenbaar taalgebruik de sfeer van de film ondersteunen, alsmede een reeks bijzondere geluidseffecten die letterlijk en figuurlijk diepte aan het verhaal toevoegen. “De karakters” is een typerend voorbeeld van een succesvolle gesubsidieerde film, waarin gezocht wordt naar nieuwe mogelijkheden in de vormgeving: een research¬project op het gebied van film op het gebied van talent- en vormgevingsontwikkeling. Een film die door de Nederlandse animatiefilmers werd uitgeroepen tot beste film van de afgelopen eeuw, maar die ook in het buitenland hogelijk werd gewaardeerd. 6) “De karakters” (Evert de Beijer, 1986”) – 7’30” Film en beeldende kunst is bijna het thema geworden van deze bijeenkomst. Een ideale plaats van samenkomst van kunst en film is het museum. Dit is dan gelijk de titel van de laatste film van dit programma. “Museum” werd gemaakt door een afstuderend studente aan de Rietveld Academie in Amsterdam: Petra Dolleman. In deze korte maar krachtige film onderzoekt zij de wisselwerking tussen film en kunst. Zij vervaardigde en animeerde ruim 2.700 stuk voor stuk ingekleurde tekeningen op papier. Wij zijn hierbij teruggekeerd naar het principe van “De goochelaar ontgoocheld”, waar Rupert van der Linden ook zijn reeks tekeningen op wit papier maakte. Dollemans tekeningen zijn op papier ingekleurd, wat een speciaal effect bewerkstelligt in het filmbeeld: een soort “flakkering” die duidt op handmatige bewerking van het beeld, ver van het synthetisch ogende computerbeeld. Ook hier weer een film met een universeel onder¬werp – zonder gesproken tekst, maar wel met suggestieve geluidseffecten. 7) “Museum” (Petra Dolleman, 1987) – 3’50” In het filmarchief van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid bevindt zich een rijke collectie Nederlandse animatiefilms. Veel van deze films zijn afkomstig uit het voormalige Filmarchief van de Rijksvoorlichtingsdienst, waarin alle door de overheid gesubsidieerde films werden bewaard. De films die u vanmorgen heeft gezien, zijn stuk voor stuk afkomstig uit dat RVD-archief. Tot op heden is er te weinig bekend over deze animatiefilms, waardoor er tot op heden nauwelijks iets is gebeurd met dit unieke onderdeel van ons audiovisueel erfgoed. Moge deze zondagmorgen een keerpunt zijn op dit gebied.
Nico Crama (met hulp van Marianne van der Lubbe-van Gogh) Scheveningen, september 2017
Beeldmateriaal: Het fragment van “De goochelaar ontgoocheld” is online te vinden via YouTube. Zie < https://www.youtube.com/watch?v=40kGn5L6-2Y >. De documentaire “Beeld voor beeld” en de andere vertoonde animatiefilms zijn online te vinden via het animatiekanaal van Beeld en Geluid. Zie < http://in.beeldengeluid.nl/kanaal/94-animatie >