Oorgetuige
Radio in de oorlog, een persoonlijke herinnering, het verhaal van oorgetuige Dr. W.S. Vrijlandt.
Toen in 1940 de oorlog uitbrak was ik 12 jaar. Op 10 mei schrokken mijn ouders, mijn broer en ik die vroege ochtend wakker in ons huis in Rotterdam. Het lawaai, dicht boven ons, kwam van vliegtuigen. Ik herkende de trots van onze luchtmacht, een Nederlandse Fokker G1 jachtkruiser, in gevecht met Duitse vliegtuigen. Toen ik kort voor het bombardement de formaties Duitse vliegtuigen uit het zuiden richting het nog vrije deel van Rotterdam op de rechter (noordelijke) Maasoever over zag vliegen, besefte ik nog niet wat er zou gaan gebeuren. Toch verlangde ik intens, om niet te zeggen ik bad dat we ooit de middelen zouden hebben om als vergelding ook Duitsland aan te vallen. Het duurde niet lang voor de bezetter had zijn greep op het land verstevigd. In de loop van de tijd gingen de Duitsers steeds meer op rooftocht. Het begon met het invorderen van fietsen maar ik hoorde ook dat kledingzaken werden leeggehaald. Er werden van de burgerij radio’s opgeëist en ook voorwerpen van koper. En dan heb ik het nog niet eens over de eigendommen van Joden en grote zaken als het goud van de Nederlandse bank waarmee- naar later is gebleken- Zwitserland werd betaald voor aan Duitsland geleverde goederen. En in de Maashaven lagen binnenvaartschepen die met een vliegtuigmotor waren uitgerust, kennelijk om bij een Duitse invasie van Engeland de Noordzee mee over te steken. Dat is er nooit van gekomen. Ik noemde de radio’s; mijn vader had voor de oorlog een aantal keren kleine radiootjes uit Amerika laten komen. Het waren kleine Emerson radiootjes en sommige hadden schuifdeurtjes. Eén ervan leverde hij in omdat hij ervan overtuigd was dat men op grond van de registratie van luisteraars, ook bij de omroepverenigingen, kon nagaan wie een radio had. Door er een in te leveren had hij aan de plicht voldaan, zonder te laten weten dat er nog meer in ons bezit waren. Een kennis leerde een schoolvriend en mij hoe we een kristalontvanger konden bouwen. Als basis nam ik mijn houten tekendoos. Mijn vader had nog onderdelen van een heel ouderwetse radio met spoelen aan de buitenkant. Ook was er een koptelefoon. De vriend, zoon van een slager, kon een echt kristalletje op de kop tikken maar ik moest het doen met een stukje zink waarop ik een dun koperdraadje, vastgemaakt aan een stekkertje, liet drukken. En het werkte. De lange antenne die ik nodig had was onder het dak van het balkon achter de woonkamer een aantal keren heen en weer opgehangen om een flinke lengte te krijgen en ik zal wel een aardverbinding gemaakt hebben met een draad aan een kraan. In feite ontving ik één zender goed en dat was een in Nederland gevestigde Duitse propagandazender die onder de naam “Arnhem” werkte. Later is mij verteld dat de zender in Jaarsveld stond. Het gesproken woord was in alle programma’s Engels want als doelgroep had men de geallieerde strijdkrachten. En de muziek: Ik ben toen gebrainwashed met de muziek van het door captain, later majoor Glenn Miller geleide orkest van de AEF, de Allied Expeditionary Force. De herkenningsmelodie, de 'Moonlight Serenade', betekende voor mij dat de bevrijding zou komen en deze muziek kan nu nog mijn stemming beïnvloeden. Als tiener adoreerde ik deze muziek want in de oorlog mocht al snel geen Anglo- Amerikaanse muziek meer worden gespeeld en de orkesten op de Nederlandse radio waren aangewezen op eigen repertoire. Ik noem dan de Ramblers, die hun naam niet meer mochten gebruiken maar waarbij de naam van de leider, Theo Uden Marsman dominant werd. Hun afscheidsmelodie , ‘Farewell Blues’ werd herdoopt in ‘Au Revoir’. We hadden ook de orkesten van Klaas Beeck, van de Deen Boyd Bachman en het voortreffelijke orkest van Dick Willebrandts dat in de Duitse propaganda werd ingezet en dan repertoire mocht brengen dat in Nederland verboden was. Soms ontdook men het verbod op het spelen van Amerikaanse muziek. ‘Beyond the hills of Idaho’ werd ‘Vous avez un beau chapeau madame’ en Ernst van ’t Hoff bracht ‘Don’t sit under the apple tree’ als ‘Surrogaat tabak’. Deze Van ’t Hoff had men voor de keuze gesteld om in Berlijn te gaan spelen of in Duitsland ander werk te gaan doen. Hij koos voor het spelen en poogde zo lang mogelijk Amerikaanse nummers te blijven spelen. Hij liet zijn herkenningsmelodie ‘I never dream’, die later een andere naam kreeg, vooraf gaan door vier noten die waren overgenomen van het pauzeteken van de BBC. Mijn kristalontvangertje bracht mij ’s avonds het nieuws van de BBC met mensen als Frank Gillard. Vrijwel direct aansluitend kwam dan ‘Radio Bremen’ ‘to compare notes with the BBC’. Het BBC-nieuws zal ook wel wat zijn aangepast, het was in ieder geval berichtgeving die wij graag hoorden. We kregen de geallieerde visie op de stand van zaken. Zo bood mijn kristalontvangertje via de Duitse zender een aanvulling op de BBC en Radio Oranje waar we in de eerste oorlogsjaren clandestien naar luisterden op onze echte radio. En laat ik ook de Belgische vrije zender niet vergeten: ‘We zeggen het zonder erop te boffen maar krijgen zullen we ze, de moffen’. Met name aan het einde van de oorlog, toen de bevrijding van West-Nederland in zicht kwam, wist ik bijvoorbeeld dat er voedseldroppings zouden komen en op een bepaald moment hoorde ik dat het Duitse leger in ons land zich had overgegeven. Het gevoel dat ik kreeg is niet in woorden uit te drukken.