Transformator
De transformator is een onmisbaar stukje techniek. Een transformator wordt gebruikt om de elektrische spanning in een geleider te verlagen of te verhogen. Het bekendst is de transformator, ook kort wel trafo genoemd, in onze radio of bandrecorder en oplaadapparaten. Meestal maakt de trafo van de 230 volt die uit het stopcontact komt een ongevaarlijke 9,12 of 15 volt. Dat is de spanning waarop veel apparaten in huis werken.
De trafo bestaat uit drie delen: twee spoelen koperdraad en een kern van ijzer. De werking is alsvolgt: Op de eerste wikkeling, de primaire, wordt een bepaalde wisselspanning aangesloten. Hierdoor ontstaat een magnetisch veld dat door de ijzeren kern sterk geconcentreerd wordt. Dit wisselende magnetisch veld induceert in de tweede spoel, de secundaire wikkeling, een elektrische spanning. De hoogte van die spanning is afhankelijk van de verhouding tussen het aantal wikkelingen in de primaire en secundaire spoel. Bijvoorbeeld: Op de primaire wordt een wisselspanning aangesloten van 230 volt. Deze primaire heeft 100.000 wikkelingen dun draad. De secundaire heeft 10.000 wikkelingen. Dat is een tiende van het aantal wikkelingen van de primaire. Daardoor wordt in de secundaire spoel een spanning opgewekt die een tiende bedraagt van de primaire. De trafo heeft nu van 230 volt een spanning gemaakt van 23 volt.
Andersom kan ook. In de auto wordt, als het geen diesel is, van de accuspanning van 12 volt een spanning van 30.000 volt gemaakt zodat de bougie in de motor kan vonken. Dat gebeurt doordat in de motor een voorziening is aangebracht die de 12 volt snel achtereen onderbreekt. Deze verandering van 12 naar 0 volt zorgt dat in de bobine, ook een soort trafo, de spanning heel hoog wordt. Via de bougiekabels gaat de spanning naar de bougies die op het juiste moment vonken zodat het mengsel van benzine en lucht ontbrandt.