Charles Huguenot van der Linden
Naam | Charles Antoine Huguenot van der Linden |
Geboren | Amsterdam, 24 maart 1909 |
Gestorven | Jubbega, 20 juli 1987 |
Functies | Documentairemaker filmmaker |
Bekend van | Nederlands in zeven lessen, Big city blues, Die kleine wereld |
Periode actief | 1936 - 1974 |
Werkt samen met | Heinz Josephson, Martina Huguenot van der Linden-Hertogs |
Trivia | Trivia |
Externe info | Aflevering Andere Tijden over Huguenot van der Linden |
Charles Huguenot van der Linden in de media Oeuvre van Charles Huguenot van der Linden |
Charles Huguenot van der Linden is één van de belangrijkste Nederlandse filmregisseurs in de naoorlogse periode. Naast prijzen op internationale festivals, wordt hij onder meer onderscheiden met de Staatsprijs voor Filmkunst en met een Academy Award (Oscar). Hoewel hij geen kans krijgt om echt door te breken als speelfilmregisseur, is hij wel medeverantwoordelijk voor het debuut van Audrey Hepburn op het witte doek. Van der Linden speelt verder een rol van importantie in de Nederlandse Beroepsvereniging van Filmers, vooral door zijn jarenlange redacteurschap van het NBF Bulletin.
Charles Huguenot van der Linden begint zijn filmcarrière einde jaren ’20 bij het Nederlandse kantoor van Paramount in Amsterdam, waar hij vertalingen verzorgt. Na enige tijd wordt hij overgeplaatst naar de Paramount vestiging in Berlijn. Vervolgens werkt hij bij de Paramount studio’s in Joinville, waar als oplossing voor het taalprobleem (en in afwachting van technieken als nasynchronisatie en ondertiteling) geluidsversies in verschillende talen van één en dezelfde speelfilm worden gedraaid. In 1936 neemt hij samen met zijn collega Heinz Josephson die Hitler Duitsland ontvlucht is en op de persafdeling van het Amsterdamse Paramount filiaal werkt, enkele weken verlof om de speelfilm Jonge harten te draaien. Als kapitaal gebruikt hij de erfenis van fl. 20.000 die zijn moeder hem heeft nagelaten. De film die helemaal op locatie op het eiland Texel met jonge, onbekende acteurs en actrices is opgenomen, wordt geen financieel succes. Tijdens de opnamen leert Van der Linden overigens zijn toekomstige vrouw Martina kennen, om wie later niemand heen kan, als de uiterst dominante producente van zijn films.
Enkele maanden na de Duitse inval wordt het Paramount kantoor in Amsterdam gesloten. Van der Linden vindt emplooi in de Cinetone Studio’s in Duivendrecht, die in de loop van 1941 door de Duitsers worden genaast en tot UFA Filmstad Amsterdam omgedoopt. Hij treedt onder meer op als assistent van regisseur Hans Steinhoff bij Rembrandt (1942). Deze speelfilm over het leven van de beroemde schilder heeft duidelijk antisemitische trekjes.
Na de oorlog wordt Van der Linden vanwege het feit dat hij tijdens de bezetting heeft doorgewerkt, voor twee jaar geschorst door de zuiveringscommissie. Dat weerhoudt hem er niet van om achter de schermen mee te werken aan draaiboeken voor films van Josephson die wel een bewijs van goed gedrag heeft gekregen van de commissie. In 1948, wanneer Van der Linden weer aan de slag mag, haalt het duo een opdracht van de Britse productiemaatschappij Eagle Lion van J. Arthur Rank binnen voor een reisfilm over Nederland. In plaats van een eenvoudige documentaire wordt Nederlands in zeven lessen een productie met een speelfilmhandeling die veel langer en duurder is dan gepland. Daarom trekt Eagle Lion zich terug als financier. Het grootste wapenfeit van de film is de debuutrol van Audrey Hepburn als KLM stewardess.
Kort na de realisatie van Nederlands in zeven lessen valt de tandem uiteen, omdat Josephson samen met diens vrouw, de cutter Rita Roland, naar Hollywood vertrekt. Aangezien de speelfilmproductie in Nederland niet van de grond wil komen, werpt Huguenot van der Linden zich op het maken van opdrachtfilms voor overheid en bedrijfsleven. Hierin is hij redelijk succesvol. Voor de Shell reportages over de TT Assen in 1954 en de Internationale Luchtvaart Show Ypenburg in 1958 schakelt hij vrijwel al zijn collega-filmmakers als cameraman in, die zo’n goed betaald extraatje wel weten te waarderen.
Hoewel hij als redacteur van het NBF-Bulletin, het orgaan van de beroepsvereniging, en lid van de Sectie Filmkunst van de Raad voor de Kunst een persoon met aanzien in de filmwereld is, stoot Van der Linden diverse keren zijn neus bij het Productiefonds, dat niets in zijn speelfilmplannen ziet. Zo wil hij een film maken, die geïnspireerd is op het in 1955 verschenen fotoboek van Johan van der Keuken Wij zijn 17. Eind 1957 volgt een nieuwe, eveneens vergeefse poging met SIXHAVEN6, een thriller over marihuana-smokkel. In 1962 keert Van der Linden met De wilde jaren weer terug naar het thema van de jeugd. Maar het Productiefonds vindt jeugdcriminaliteit een te controversieel onderwerp. Waar de meisjes zijn, een comedy over twaalf meisjes op een dure kostschool, komt in 1964-65 evenmin verder dan het scenariostadium.
Succesvoller is Van der Linden met zijn aanvragen bij het Ministerie van OK&W. Tussen 1957 en 1965 realiseert hij maar liefst vier korte films met overheidsgeld. In vrijwel alle gevallen is de bijdrage uit het potje voor de korte, kunstzinnige film overigens niet voldoende om alle kosten te dekken en is hij gedwongen om eigen geld in de producties te steken. Drie van de vier films kunnen als speelfilms met een documentair tintje worden gekwalificeerd. Dat geldt voor De morgenster (1957) waar een voddenraapster (gespeeld door Dini Heynes) wordt gevolgd bij haar tocht door de buurt rond de Waag, toen het meest vervallen deel van de Amsterdamse binnenstad. In Tussenspel bij kaarslicht (1959), geheel in kleur opgenomen, brengt Van der Linden de poppen van kunstenaar Harry van Tussenbroek tot leven. Van der Lindens volgende ‘vrije’ film Big city blues (1962) speelt zich af in en rond het betonskelet van een nog niet voltooid gebouw. Voor deze film wordt hij in 1963 bekroond met de Staatsprijs voor Filmkunst. …Of durf je niet? (1965) laat de ontmoeting van een gymnasium meisje met een stratenmaker zien en roept door zijn naakstcènes de nodige weerstand op.
In dezelfde periode blijft Van der Linden doorgaan met het maken van opdrachtfilms, o.a. voor IFAG Filmproduktion in Wiesbaden. Een groot succes is Bouwspelement, een opdracht van de Nederlandse bouwsector, die op het Filmfestival van Berlijn 1963 met een Gouden Beer wordt onderscheiden. De film is een typisch voorbeeld van een ‘ciné poème’, in de beste traditie van de Hollandse Documentaire School. De belangrijkste onderscheiding volgt tien jaar later, als Van der Linden en zijn vrouw een Oscar in ontvangst mag nemen voor Die kleine wereld, een documentaire over speelgoed in diverse Nederlandse collecties.
Prijzen
- Staatsprijs voor Filmkunst met Big city blues (1963)
- Oscar voor de beste documentaire met Die kleine wereld (1973)