Lampvoltmeter techniek
Deze lampvoltmeter uit 1936 berust op roosterdetectie en heeft dus een teruglopende meterschaal. Het aantal onderdelen is klein. Een triodelamp wordt op de anode met een uit een trafo verkregen 50 Hz spanning gevoed. De anodestroom bestaat dus uit pulsen met een frequentie van 50 Hz.
De aanleiding tot dit ontwerp is een publicatie in het Duitse amateurtijdschrift ‘FUNK’ In de daarin voorgestelde schakeling wordt een 50 Hz wisselspanning eveneens gebruikt om tijdens de stroomdoorgang in de anodekring gelijktijdig het rooster negatief te maken en zo anodedetectie te bedrijven. Er wordt echter pas later ontdekt dat tijdens de positieve periode het rooster een flinke stroom trekt hetgeen zeer wel tot een voortijdig einde van de lamp zou kunnen leiden en bovendien de te meten kring belast.
De RE schakeling werkt zonder voorspanning op het rooster (roosterdetectie). De consequenties zijn dat het aanleggen van meetspanningen met frequenties van 25-50-100-150-250-300 en 400 Hz geeft aanleiding tot interferentieverschijnselen in de vorm van trillingen van de meterwijzer. Calibratie gebeurde met een toongenerator. De gebruikte onderdelen zijn ten tijde van de bouw al overjarig zoals de voedingstrafo voor enkelfazige gelijkrichting van het merk MONOPOLE, de MIKAFARAD rolcondensatoren met waardeaanduiding in centimeter en met schroefaansluitingen en de weerstanden van het merk SATOR en GIVRITE.