Radiojingles en televisietunes
Anno 2009 zijn radiojingles en televisietunes integraal onderdeel van het omroepproces en behoort de (audio)vormgeving tot één van de instrumenten van de huisstijl van omroepen en hun programma’s. Door het grotere medialandschap en de toename van de concurrentie is de herkenbaarheid in beeld en geluid van omroepproducties steeds belangrijker geworden. Als gevolg daarvan is de tunesindustrie verder geprofessionaliseerd, mede door de komst van reclame op radio en televisie. Een radioprogramma- of station wil zich onderscheiden van de concurrentie en kan dat doen door opvallende jingles. Op televisie geldt hetzelfde principe: omroepen zoeken met de juiste leaders en tunes naar de toon, de sfeer en de vormgeving die bij hun producties passen. Dat resulteert soms in bijzondere opdrachten voor de vormgevers en de componisten: er wordt gezocht naar ruimte, (wel of geen) drama, integriteit, warm of menselijk. De professionalisering van de omroepwereld heeft als gevolg dat de opdracht voor de creatieve mensen steeds meer gebonden is aan instructies en briefings. De sfeer van de beginjaren is voor tunesmakers daardoor danig veranderd.
Er zijn natuurlijk ook veranderingen in positieve zin voor de makers. Het aanbod van werk is de door toename van zenders groter dan ooit. Daarnaast wordt steeds meer beroep gedaan op gespecialiseerde tunesmakers, zowel op radio als televisie. Waar in het verleden veelvuldig gebruik werd gemaakt van bestaande composities, wordt vandaag de dag in toenemende mate originele muziek voor radio en televisie gemaakt. De tunes van ELO, Reinhard Mey, Quincy Jones en Toontje Lager maken plaats voor minder meezingbare, meer abstracte, originele composities. Ook de overgang van analoog naar digitaal betekende een grote stap. De trompetten van weleer en de opnames met grote orkesten zijn vervangen door computers met ongekende mogelijkheden op het gebied van geluidseffecten en klanken. Van een hondenfluitje of een knallende kurk kan nu muziek gemaakt worden. Eén van de gouden vuistregels van een goede tune – een tune moet catchy, herkenbaar zijn en er zitten trompetten in – leek nostalgie te worden. De herkenning en meezingbaarheid werd met name op televisie ingewisseld door de signaalfunctie en attentiewaardeverhogend vermogen.
Melodie is niet langer koning en de tijden van Zeg ‘ns aaa en De fabriek lijken ver weg. Overigens is die generatie van tunes die in het internettijdperk bij liefhebbers zeer populair. Met een fikse nostalgische knipoog zijn diverse websites druk met het aanbieden van de populairste televisietunes die voor velen een herinnering aan de televisieprogramma’s uit hun jeugd zijn.
Op de radio ontbreekt de combinatie van muziek met beeld en de ontwikkeling van de radiojingle verloopt derhalve ook anders. Het onderscheid tussen de keuze van radiozenders voor hun jingles en gehele audiovormgeving lijkt veel scherper. Een belangrijke reden hiervoor is de profilering van de radiozenders: een nieuws- en sportzender als Radio 1 heeft een ander publiek dan popmuziekzender Radio 538 en dat onderscheid is merkbaar in de audiovormgeving. Daarnaast biedt het auditieve karakter van radio beperkte herkenning, waardoor de rol van de keuze voor de juiste jingle die de intenties van een dj of zender weergeeft van het grootste belang.
De onderlinge concurrentie tussen de gespecialiseerde componisten – zowel voor radio als televisie – is ondertussen groter dan ooit. Op zoek naar de passende huisstijl en strikte, doordachte en efficiënte tunes strijden de zendercomponisten om de opdrachten. Volgens het Tunesboek bestaat de harde kern van muziekmakers uit nog geen veertig man. Er wordt veel van hen verlangd: vakmanschap, de dienstbaarheid om hun muziek ondergeschikt te maken aan de beelden, stressbestendigheid en veel fantasie. De houding van opdrachtgevers is ook beduidend veranderd in de loop der jaren. De auteursrechten moeten nu worden gedeeld en langdurige dienstverbanden zijn ook verleden tijd. De tijden dat Tonny Eijk de meeste tunes van de publieke omroep componeerde behoren sowieso tot een ver verleden, maar ook de componist die enkele jaren continuïteit biedt aan één zender is schaars.
Heden ten dage wordt van een tunemaker verwacht dat hij samen met enkele collega’s zijn ideeën pitcht bij een producent of een omroep. Ook de grootschaligheid en de komst van muziekmakelaars – eerst bij radio, maar ook bij televisie – maken de markt voor tunes onoverzichtelijker voor de kleinere componisten. Niet alleen de aard en het geluid van de eindresultaten zijn drastisch veranderd. Ook het productieproces van tunes op televisie en radio is door specialisatie en professionalisering een volledig nieuwe koers gaan varen.