Charles Huguenot van der Linden
Naam | Charles Antoine Huguenot van der Linden |
Geboren | Amsterdam, 24 maart 1909 |
Gestorven | Jubbega, 20 juli 1987 |
Functies | Documentairemaker filmmaker |
Bekend van | Nederlands in Zeven Lessen, Big City Blues, Die Kleine Wereld |
Periode actief | 1936 - 1974 |
Werkt samen met | Heinz Josephson, Martina Huguenot van der Linden-Hertogs |
Trivia | Liet Audrey Hepburn debuteren in Nederlands in Zeven Lessen; Winnaar van de Staatsprijs voor Filmkunst 1963 met Big City Blues; Winnaar van een Oscar voor de beste documentaire met Die Kleine Wereld, 1973 |
Externe info | Aflevering Andere Tijden over Huguenot van der Linden |
Charles Huguenot van der Linden in de media Oeuvre van Charles Huguenot van der Linden |
Charles Huguenot van der Linden was een van de belangrijkste Nederlandse filmregisseurs in de naoorlogse periode. Naast prijzen op internationale festivals, werd hij onder meer onderscheiden met de Staatsprijs voor Filmkunst en met een Academy Award (Oscar). Hoewel hij geen kans kreeg om echt door te breken als speelfilmregisseur, was hij wel medeverantwoordelijk voor het debuut van Audrey Hepburn op het witte doek. Van der Linden speelde verder een rol van importantie in de Nederlandse Beroepsvereniging van Filmers, vooral door zijn jarenlange redacteurschap van het NBF Bulletin.
Charles Huguenot van der Linden begon zijn filmcarrière einde jaren ’20 bij het Nederlandse kantoor van Paramount in Amsterdam, waar hij vertalingen verzorgde. Na enige tijd werd hij overgeplaatst naar de Paramount vestiging in Berlijn. Vervolgens werkte hij bij de Paramount studio’s in Joinville, waar als oplossing voor het taalprobleem (en in afwachting van technieken als nasynchronisatie en ondertiteling) geluidsversies in verschillende talen van één en dezelfde speelfilm werden gedraaid. In 1936 nam hij samen met zijn collega Heinz Josephson die Hitler Duitsland ontvlucht was en op de persafdeling van het Amsterdamse Paramount filiaal werkte, enkele weken verlof om de speelfilm Jonge Harten te draaien. Als kapitaal gebruikte hij de erfenis van fl. 20.000 die zijn moeder hem had nagelaten. De film die helemaal op locatie op het eiland Texel met jonge, onbekende acteurs en actrices was opgenomen, werd geen financieel succes. Tijdens de opnamen leerde Van der Linden overigens zijn toekomstige vrouw Martina kennen, om wie later niemand heen kon, als de uiterst dominante producente van zijn films.
Enkele maanden na de Duitse inval werd het Paramount kantoor in Amsterdam gesloten. Van der Linden vond emplooi in de Cinetone Studio’s in Duivendrecht, die in de loop van 1941 door de Duitsers werden genaast en tot UFA Filmstad Amsterdam omgedoopt. Hij trad onder meer op als assistent van regisseur Hans Steinhoff bij Rembrandt (1942). Deze speelfilm over het leven van de beroemde schilder had duidelijk antisemitische trekjes.
Na de oorlog werd Van der Linden vanwege het feit dat hij tijdens de bezetting had doorgewerkt, voor twee jaar geschorst door de zuiveringscommissie. Dat weerhield hem er niet van om achter de schermen mee te werken aan draaiboeken voor films van Josephson die wel een bewijs van goed gedrag had gekregen van de commissie. In 1948, toen Van der Linden weer aan de slag mocht, haalde het duo een opdracht van de Britse productiemaatschappij Eagle Lion van J. Arthur Rank binnen voor een reisfilm over Nederland. In plaats van een eenvoudige documentaire werd Nederlands in zeven lessen een productie met een speelfilmhandeling die veel langer en duurder was als gepland. Daarom trok Eagle Lion zich terug als financier. Het grootste wapenfeit van de film was de debuutrol van Audrey Hepburn als KLM stewardess.
Kort na de realisatie van Nederlands in zeven lessen viel de tandem uiteen, omdat Josephson samen met diens vrouw, de cutter Rita Roland, naar Hollywood vertrok. Aangezien de speelfilmproductie in Nederland niet van de grond wilde komen, wierp Huguenot van der Linden zich op het maken van opdrachtfilms voor overheid en bedrijfsleven. Hierin was hij redelijk succesvol. Voor de Shell reportages over de TT Assen in 1954 en de Internationale Luchtvaart Show Ypenburg in 1958 schakelde hij vrijwel al zijn collega-filmmakers als cameraman in, die zo’n goed betaald extraatje wel wisten te waarderen.
Hoewel hij als redacteur van het NBF-Bulletin, het orgaan van de beroepsvereniging, en lid van de Sectie Filmkunst van de Raad voor de Kunst een persoon met aanzien in de filmwereld was, stootte Van der Linden diverse keren zijn neus bij het Productiefonds, dat niets in zijn speelfilmplannen zag. Zo wilde hij een film maken, die geïnspireerd was op het in 1955 verschenen fotoboek van Johan van der Keuken Wij zijn 17. Eind 1957 volgde een nieuwe, eveneens vergeefse poging met SIXHAVEN6, een thriller over marihuana-smokkel. In 1962 keerde Van der Linden met De wilde jaren weer terug naar het thema van de jeugd. Maar het Productiefonds vond jeugdcriminaliteit een te controversieel onderwerp. Waar de meisjes zijn, een comedy over twaalf meisjes op een dure kostschool, kwam in 1964-65 evenmin verder dan het scenariostadium.
Succesvoller was Van der Linden met zijn aanvragen bij het Ministerie van OK&W. Tussen 1957 en 1965 realiseerde hij maar liefst vier korte films met overheidsgeld. In vrijwel alle gevallen was de bijdrage uit het potje voor de korte, kunstzinnige film overigens niet voldoende om alle kosten te dekken en was hij gedwongen om eigen geld in de producties te steken. Drie van de vier films konden als speelfilms met een documentair tintje worden gekwalificeerd. Dat gold voor De Morgenster (1957) waar een voddenraapster (gespeeld door Dini Heynes) werd gevolgd bij haar tocht door de buurt rond de Waag, toen het meest vervallen deel van de Amsterdamse binnenstad. In Tussenspel bij kaarslicht (1959), geheel in kleur opgenomen, bracht Van der Linden de poppen van kunstenaar Harry van Tussenbroek tot leven. Van der Lindens volgende ‘vrije’ film Big City blues (1962) speelde zich af in en rond het betonskelet van een nog niet voltooid gebouw. Voor deze film werd hij in 1963 bekroond met de Staatsprijs voor Filmkunst. …Of durf je niet? (1965) liet de ontmoeting van een gymnasium meisje met een stratenmaker zien en riep door zijn naakstcènes riep de nodige weerstand op.
In dezelfde periode bleef Van der Linden doorgaan met het maken van opdrachtfilms, o.a. voor IFAG Filmproduktion in Wiesbaden. Een groot succes was Bouwspelement, een opdracht van de Nederlandse bouwsector, die op het Filmfestival van Berlijn 1963 met een Gouden Beer werd onderscheiden. De film was een typisch voorbeeld van een ‘ciné poème’, in de beste traditie van de Hollandse Documentaire School. De belangrijkste onderscheiding volgde tien jaar later, toen Van der Linden en zijn vrouw een Oscar in ontvangst mochten nemen voor Die kleine wereld, een documentaire over speelgoed in diverse Nederlandse collecties.