Bandrecorder: verschil tussen versies

Uit B&G Wiki
(bandrecorder en later)
 
Geen bewerkingssamenvatting
 
(8 tussenliggende versies door 3 gebruikers niet weergegeven)
Regel 1: Regel 1:
Naast grammofoonplaten is de magneetband ook een gewild medium geworden om geluid vast te leggen. Iedereen heeft wel eens met een bandopname te maken gehad. In de bandrecorder wordt met behulp van magnetisme een signaal geregistreerd dat later weer hoorbaar wordt gemaakt. De band is een lang dun lint van kunststof waarop een dun laagje metaalpoeder is aangebracht. Dit metaalpoeder is gevoelig voor magnetische krachten. De band wordt langs een zogenaamde schrijfkop geleid. In deze schrijfkop bevindt zich een spoeltje waardoor het op te nemen signaal loopt. Hierdoor wordt een steeds veranderend magnetisch veld opgewekt. Door de vorm van de kop wordt dit magnetisch veld op de langsglijdende band gericht. Het metaalpoeder krijgt hierdoor een wisselend magnetisch patroon. Voor het oog is het onzichtbaar. Het opgenomen signaal kan weer hoorbaar gemaakt worden door de band langs de leeskop te leiden. Deze leeskop registreert het wisselende magneetpatroon op de band en hierdoor ontstaat een kleine variërende elektrische stroom in de spoel in de leeskop. Deze variërende stroom wordt in de recorder versterkt en toegevoerd aan een of meer luidsprekers of koptelefoon. Het signaal kan ook worden afgetapt en via een kabel doorgegeven naar andere elektronische apparaten zoals een radiozender of versterker.  
Naast grammofoonplaten is de magneetband ook een gewild medium geworden om geluid vast te leggen. Iedereen heeft wel eens met een bandopname te maken gehad.  
De eerste bandrecorders hebben maar één spoor. Het geluid wordt op mono opgenomen. Later wordt de kop uitgerust met twee opnamepunten. Op het ene spoor schrijft de kop het linker, op het andere spoor het rechter kanaal. Het geluid wordt nu in stereo opgenomen. De opname/leeskop heeft twee leespunten zoodat het geluid van links en rechts door twee gescheiden versterkers kan worden verwerkt. Een stereo-installatie moet dus beschikken over twee gescheiden afdelingen die hetzelfde werk doen.  
==werking==
De eerste bandrecorders hebben grote spoelen met een beperkte speelduur, later komen er steeds dunnere banden waardoor de speelduur langer wordt. In de cassetterecorder wordt gebruik gemaakt van een cassette met een smalle tape die erg gebruiksvriendelijk is. Hij past zo in de cassetterecorder en is direct opname- of speelklaar. In de jaren 70 van de vorige eeuw kwam het systeem 8-track erg in zwang. Vooral voor gebruik in de auto is dat heel handig. De forse cassette wordt in het afspeelapparaat geduwd en speelt zonder ophouden het gehele spoor af waarna het apparaat automatisch omschakelt naar het andere spoor. Geen gehannes met cassettes die moeten worden omgedraaid. Inmiddels is ook deze recorder naar de achtergrond gedrongen door de ontwikkeling van de digitale opnametechniek. De compact disk (CD) is nu aan de beurt.
In de bandrecorder wordt met behulp van magnetisme een signaal geregistreerd dat later weer hoorbaar wordt gemaakt. Dat signaal kan uit een radio komen of door een [[microfoon]] worden gehoord. De band is een lang dun lint van kunststof waarop een dun laagje metaalpoeder is aangebracht. Dit metaalpoeder is gevoelig voor magnetische krachten. De band wordt langs een zogenaamde opnamekop geleid. In deze opnamekop bevindt zich een spoeltje waardoor het op te nemen signaal loopt. Hierdoor wordt een steeds veranderend magnetisch veld opgewekt. Door de vorm van de kop wordt dit magnetisch veld op de langsglijdende band gericht. Het metaalpoeder krijgt hierdoor een wisselend magnetisch patroon. Voor het oog is het onzichtbaar. Het opgenomen signaal kan weer hoorbaar gemaakt worden door de band langs de leeskop te leiden. Deze leeskop registreert het wisselende magneetpatroon op de band en hierdoor ontstaat een kleine variërende elektrische stroom in de spoel in de leeskop. Deze variërende stroom wordt in de recorder versterkt en toegevoerd aan een of meer luidsprekers of koptelefoon. Het signaal kan ook worden doorgegeven naar andere elektronische apparaten zoals een radiozender of versterker.  
==mono of stereo==
De eerste bandrecorders hebben maar één spoor. Het geluid wordt mono opgenomen. Later wordt de kop uitgerust met twee opnamepunten. Op het ene spoor schrijft de kop het linker, op het andere spoor het rechter kanaal. Het geluid wordt nu in [[stereo]] opgenomen. De opname/leeskop heeft twee leespunten zodat het geluid van links en rechts door twee gescheiden versterkers kan worden verwerkt. Een stereo-installatie moet dus beschikken over twee gescheiden afdelingen die hetzelfde werk doen.  
 
De eerste bandrecorders hebben grote spoelen met een beperkte speelduur, later komen er steeds dunnere banden waardoor de speelduur langer wordt. De bandsnelheid is instelbaar. De langzaamste snelheid is 4,75 cm per seconde, dan twee maal zo snel 9,5 cm per seconde en daarna 19 cm per seconde. Hoe hoger de snelheid van de band, hoe beter de geluidskwaliteit.  
==uitvoeringen==
In de jaren 70 van de vorige eeuw komt het systeem 8-track (acht sporen) erg in zwang. Vooral voor gebruik in de auto is dat heel handig. De forse cassette wordt in het afspeelapparaat geduwd en speelt zonder ophouden het gehele spoor af waarna het apparaat automatisch omschakelt naar het andere spoor. Geen gehannes met cassettes die moeten worden omgedraaid. De opvolger van dit systeem is de minicassetterecorder. In deze cassetterecorder wordt gebruik gemaakt van een cassette met een smalle tape die erg gebruiksvriendelijk is. Hij past zo in de cassetterecorder en is direct opname- of speelklaar. Inmiddels zijn deze recorders naar de achtergrond gedrongen door de ontwikkeling van de digitale opnametechniek. De [[compact disk]] (CD) is nu aan de beurt. Naast deze techniek is ook MP3 erg gegroeid in populariteit.
 
[[Category:Apparaat]]

Huidige versie van 31 jan 2022 om 09:47

Naast grammofoonplaten is de magneetband ook een gewild medium geworden om geluid vast te leggen. Iedereen heeft wel eens met een bandopname te maken gehad.

werking

In de bandrecorder wordt met behulp van magnetisme een signaal geregistreerd dat later weer hoorbaar wordt gemaakt. Dat signaal kan uit een radio komen of door een microfoon worden gehoord. De band is een lang dun lint van kunststof waarop een dun laagje metaalpoeder is aangebracht. Dit metaalpoeder is gevoelig voor magnetische krachten. De band wordt langs een zogenaamde opnamekop geleid. In deze opnamekop bevindt zich een spoeltje waardoor het op te nemen signaal loopt. Hierdoor wordt een steeds veranderend magnetisch veld opgewekt. Door de vorm van de kop wordt dit magnetisch veld op de langsglijdende band gericht. Het metaalpoeder krijgt hierdoor een wisselend magnetisch patroon. Voor het oog is het onzichtbaar. Het opgenomen signaal kan weer hoorbaar gemaakt worden door de band langs de leeskop te leiden. Deze leeskop registreert het wisselende magneetpatroon op de band en hierdoor ontstaat een kleine variërende elektrische stroom in de spoel in de leeskop. Deze variërende stroom wordt in de recorder versterkt en toegevoerd aan een of meer luidsprekers of koptelefoon. Het signaal kan ook worden doorgegeven naar andere elektronische apparaten zoals een radiozender of versterker.

mono of stereo

De eerste bandrecorders hebben maar één spoor. Het geluid wordt mono opgenomen. Later wordt de kop uitgerust met twee opnamepunten. Op het ene spoor schrijft de kop het linker, op het andere spoor het rechter kanaal. Het geluid wordt nu in stereo opgenomen. De opname/leeskop heeft twee leespunten zodat het geluid van links en rechts door twee gescheiden versterkers kan worden verwerkt. Een stereo-installatie moet dus beschikken over twee gescheiden afdelingen die hetzelfde werk doen.

De eerste bandrecorders hebben grote spoelen met een beperkte speelduur, later komen er steeds dunnere banden waardoor de speelduur langer wordt. De bandsnelheid is instelbaar. De langzaamste snelheid is 4,75 cm per seconde, dan twee maal zo snel 9,5 cm per seconde en daarna 19 cm per seconde. Hoe hoger de snelheid van de band, hoe beter de geluidskwaliteit.

uitvoeringen

In de jaren 70 van de vorige eeuw komt het systeem 8-track (acht sporen) erg in zwang. Vooral voor gebruik in de auto is dat heel handig. De forse cassette wordt in het afspeelapparaat geduwd en speelt zonder ophouden het gehele spoor af waarna het apparaat automatisch omschakelt naar het andere spoor. Geen gehannes met cassettes die moeten worden omgedraaid. De opvolger van dit systeem is de minicassetterecorder. In deze cassetterecorder wordt gebruik gemaakt van een cassette met een smalle tape die erg gebruiksvriendelijk is. Hij past zo in de cassetterecorder en is direct opname- of speelklaar. Inmiddels zijn deze recorders naar de achtergrond gedrongen door de ontwikkeling van de digitale opnametechniek. De compact disk (CD) is nu aan de beurt. Naast deze techniek is ook MP3 erg gegroeid in populariteit.