Joris Ivens

Uit B&G Wiki
Versie door Bvspall (overleg | bijdragen) op 11 mrt 2010 om 10:22
Joris Ivens (1971)

NaamJoris Ivens
GeborenNijmegen, 18 november 1898
GestorvenParijs, 28 juni 1989
FunctiesDocumentairemaker, filmmaker
Bekend vanDe brug (documentaire), Regen, Borinage, The Spanish Earth, Hoe Yoekong de Bergen Verzette
Periode actief1928 - 1989
Werkt samen metMannus Franken, Henri Storck, John Fernhout, Marceline Loridan
TriviaDe nalatenschap van Joris Ivens wordt beheerd door de Europese Stichting Joris Ivens te Nijmegen.
Externe infoIvens Foundation

Joris Ivens in de media
Oeuvre van Joris Ivens

Joris Ivens speelde een hoofdrol in het vestigen van de internationale reputatie van de Nederlandse documentaire film. Zijn politieke overtuiging werd hem vaak niet in dank afgenomen, maar zijn meer dan zestig films en niet te vergeten zijn innemende persoonlijkheid inspireerden talloze jonge cineasten. Ook al bracht hij een groot deel van zijn leven buiten Nederland door, toch was hij er een niet weg te denken factor in het politieke en culturele leven ter linkerzijde in Nederland.

Met apparatuur die hij had geleend uit de fotowinkel van zijn vader regisseerde Joris Ivens op dertienjarige leeftijd zijn eerste film, De Wigwam, een western waarin het hele gezin meespeelde. Joris werd geacht zijn vader, eigenaar van de keten van CAPI-fotozaken, op te volgen. Met het oog daarop werd hij in 1919 naar de Hoogere Handelsschool te Rotterdam gestuurd. Daar werd hij actief in het studentenleven en leerde onder meer Arthur Müller-Lehning kennen. Na zijn studie trok hij naar de Technische Hogeschool te Berlijn-Charlottenburg, waar hij lessen in fotochemie volgde. Hij werkte in camerafabrieken te Dresden en Jena. Daar werd hij geconfronteerd met de gevolgen van de hyperinflatie en zag hij hoe de politie arbeidersprotesten uiteensloeg. In Berlijn trof hij Müller-Lehning weer. Het linkse milieu van bohémiens waarin zij verkeerden stimuleerde Ivens om over politiek na te denken.

Na zijn terugkeer in Nederland in 1924 werd hij benoemd tot adjunct-directeur van CAPI en hoofd van het Amsterdamse filiaal van de firma. In de hoofdstad genoot hij met volle teugen van wat het culturele en politieke leven ter linkerzijde hem te bieden had. In mei 1927 stelde hij projectieapparatuur van CAPI beschikbaar aan een groep kunstenaars en intellectuelen die in de sociëteit De Kring de verboden Russische film De Moeder vertoonde. Het succes van deze besloten voorstelling leidde tot de oprichting van de Filmliga, een vereniging die zich de vertoning van avant-gardefilms en kwaliteitsprodukties ten doel stelde. Door buitenlandse cineasten uit te nodigen in haar orgaan Filmliga serieuze filmkritiek te bedrijven en jonge talentvolle filmmakers aan te moedigen, stimuleerde de Filmliga de Nederlandse filmcultuur. Met zijn eerste film ontpopte Ivens, die als technisch adviseur in het verenigingsbestuur had plaatsgenomen, zich in 1928 als hét talent van de Filmliga. De Brug, een bewegingsstudie van de hefbrug over de Rotterdamse Koningshaven, die na zijn Liga-première een heus bioscooproulement beleefde, evenals Regen (samen met Mannus Franken, 1929), een lyrisch filmgedicht over Amsterdam tijdens een regenbui, bezorgden hem een internationale reputatie.

In 1929 begon Ivens aan een grote opdracht van de Algemeene Nederlandsche Bouwarbeidersbond. Als centrale thema koos hij de beroepstrots van de bouwvakkers. Nauwelijks was Wij bouwen gereed of Ivens vertrok begin 1930 naar de Sovjet-Unie. Hier vertoonde hij zijn werk aan een arbeiderspubliek en viel hem fundamentele kritiek ten deel, zoals: waarom kwamen er geen mensen voor in De Brug? Maar ook werd hem lof toegezwaaid: de manier waarop hij in Wij bouwen het zware werk van de arbeiders die de basaltstenen op hun plaats zetten in beeld had gebracht, was vanuit het gezichtspunt van een arbeider. Deze reis gaf Ivens’ carrière een nieuwe wending. Na zij terugkeer nam hij weliswaar een opdracht van het Philips-concern aan voor het maken van een geluidsfilm, maar daarnaast werd hij actief in de communistische beweging. Hij was onder meer een van de oprichters van de Vereeniging van Arbeidersfotografen. In 1932 kon hij in de Sovjet-Unie een film over de bouw van hoogovens in Magnitogorsk opnemen, Heldenlied, waarvoor de Duitse componist Hanns Eisler de muziek schreef.

In de zomer van 1933 vroeg zijn Belgische collega Henri Storck Ivens te assisteren bij de produktie van een film over de Borinage. In deze Belgische mijnstreek, waar Vincent van Gogh van 1878 tot 1880 als lekenprediker had gewerkt, had in 1932 een grote staking plaatsgevonden. Ivens nam afscheid van de avantgardistische esthetiek van ‘mooifilmerij’. Elk filmbeeld in Misère au Borinage moest een aanklacht zijn. In deze film maakte hij bovendien gebruik van de onder documentaire cineasten omstreden methode van de ‘reconstructie’. Rond diezelfde tijd monteerde Ivens in Parijs een nieuwe versie, Nieuwe gronden getiteld, van zijn film over de drooglegging van de Zuiderzee, waarin hij het ‘dumpen’ van mensen en grondstoffen onder het kapitalisme aan de kaak stelde. Omdat hij bang was als gevolg van de politieke boodschap in deze twee films geen werk meer te kunnen vinden in Nederland, vertrok hij in het voorjaar van 1934 naar de Sovjet-Unie. Daar stokte zijn carrière echter, en hij was blij dat hij begin 1936 voor een lezingencyclus naar de Verenigde Staten kon afreizen. In 1937 kon Ivens dankzij financiële steun van Amerikaanse kunstenaars en intellectuelen in Spanje de burgeroorlog filmen. Ernest Hemingway schreef en sprak het commentaar bij The Spanish Earth, die zelfs in het Witte Huis aan president F.D. Roosevelt werd vertoond. In 1938 reisde Ivens met cameraman John Fernhout naar China om de oorlog tegen de Japanse invasietroepen te filmen. Met hulp van Zhou Enlai wist hij een van zijn filmcamera’s naar het thuisland van het Rode Leger te smokkelen. Dit bezoek was het begin van een opmerkelijke band met China, die tot zijn dood zou duren.

Voor Ivens begon de Tweede Wereldoorlog pas met de Duitse inval in de Sovjet-Unie op 22 juni 1941. Hij bood de Nederlandse autoriteiten zijn film Nieuwe Gronden aan, die in een aangepaste versie (zonder de aanklacht tegen het kapitalistische systeem) als propaganda voor de Nederlandse zaak werd uitgebracht. In 1944 werd hij benaderd voor de post van Film Commissioner of the Dutch East Indies. Het was de bedoeling dat hij de bevrijding van Indonesië zou filmen en daar vervolgens een documentaire filmgroep zou opzetten. Toen hij de verzekering kreeg dat zijn politiek verleden geen probleem vormde, accepteerde hij de baan. In Brisbane, Melbourne en later Sydney ondervond hij tegenwerking van een daar reeds opererende film- en fotogroep van de Netherlands Indies Government Information Service. Het herstel van de koloniale macht in Indonesië na het uitroepen van de Republiek was voor Ivens de druppel die de emmer deed overlopen. Op 21 november 1945 kondigde hij op een persconferentie zijn ontslag aan. Voor de Australische Waterfront Workers Union maakte hij Indonesia Calling (1946), een korte film over de havenstakingen waarmee de bond geprobeerd had het transport van Nederlandse troepen en materieel naar Indonesië lam te leggen. Beide daden kwamen hem duur te staan. Jarenlang werd hem het verlengen van zijn paspoort lastig gemaakt.

In 1947 keerde Ivens als een paria in Nederland terug en reisde samen met zijn Amerikaanse partner Marion Michelle door naar Praag om een vierluik over de jonge Oosteuropese Volksrepublieken te maken. Het Joegoslavische deel moest hij als gevolg van de uitstoting van dat land uit de Cominform uit de film Pierwsze Lata (1949) verwijderen. Ondanks die ervaring vestigde hij zich in Oost-Europa, waar hij een ereplaats kreeg in het pantheon van communistische kunstenaars en een reeks van obligate films over massale jeugd-, vakbonds- en vredesmanifestaties mocht regisseren. Zijn reputatie als cineast leed hier nauwelijks onder, zelfs niet bij de ‘burgerlijke’ filmcritici. In de tweede helft van de jaren vijftig koos Ivens Parijs tot zijn permanente domicilie. Zijn observatie van de bewoners van de lichtstad in La Seine à rencontré Paris (1957) werd door sommige critici verwelkomd als de terugkeer van de ‘echte’, poëtische Ivens. Het reizen bleef hem in het bloed zitten en tussen 1958 en 1965 maakte hij films in China, Italië, Mali, Cuba, Chili en Nederland. Grote bekendheid kreeg hij door zijn films over de oorlog in Vietnam.

Net als veel andere kunstenaars en intellectuelen in Frankrijk radicaliseerde Ivens, die jarenlang in orthodox-communistische kringen had verkeerd, na de gebeurtenissen in mei 1968. Samen met zijn echtgenote Marceline Loridan greep hij begin jaren zeventig met beide handen de geboden kans aan om in het maoïstische China te filmen. Het zou een filmserie van maar liefst twaalf uur worden, Hoe Yoekong de bergen verzette (1976). Na de met veel publiciteit omgeven première van de filmserie werd ze al snel achterhaald door de politieke gebeurtenissen in China, culminerend in het afzetten van de ‘Bende van Vier’. Tien jaar later zouden Ivens en Loridan zich van deze films distantiëren. De jaren tachtig stonden voor Ivens voor een goed deel in het teken van het afrekenen met zijn eigen verleden. Zo publiceerde hij een tweede autobiografie, (met Robert Destanque) Joris Ivens ou la mémoire d'un regard (Parijs 1982), waarin hij meer dan in zijn eerste, in 1969 in Oost-Berlijn verschenen memoires The Camera and I zijn rol als kunstenaar benadrukte. Vanaf de jaren zestig had Jan de Vaal, directeur van het Nederlands Filmmuseum, geijverd voor het eerherstel van Ivens in Nederland. In 1985 kwam het tot een echte verzoening, toen minister van Cultuur Elco Brinkman naar Parijs reisde om de cineast een Gouden Kalf voor diens oeuvre te overhandigen en refererend aan de Indonesië-affaire de historische woorden sprak: ‘De geschiedenis heeft aangetoond dat u meer gelijk had dan uw toenmalige opponenten’. Samen met Loridan wijdde hij, fysiek sterk verzwakt, zijn laatste levensjaren aan de productie van Une histoire du vent (1988), waarin een veel kritischer kijk op China werd gegeven. De Nederlandse première van de film werd bijgewoond door koningin Beatrix. Enige weken na het neerslaan van de studentenprotesten op het Plein van de Hemelse Vrede te Beijing, waartegen hij bij de Chinese autoriteiten nog heftig had geprotesteerd, kwam Ivens in Parijs te overlijden.