Frank Scheffer

Uit B&G Wiki

Vrijwel het hele oeuvre van Frank Scheffer draait om de verkenning van de filmtaal in relatie tot muziek. Volgens Scheffer is de ontwikkeling van filmtaal tot stilstand gekomen toen het geluid zijn intrede deed. Door de geluidsfilm is film gereduceerd tot negentiende-eeuws theater, zegt hij.

Scheffer onderzoekt in zijn films de analogie tussen film en muziek, hun vergelijkbare relaties tot ritme, de ervaring van tijd en het geheugen. “Mijn werk bestaat uit het transformeren van de structuur van muziek naar de structuur van film, op principieel gelijke wijze en met film-eigen middelen. Dat is spannend. Daarin schuilt het geheim. Zolang je het beeld abstract houdt, moet daar iets interessant kunnen gaan gebeuren. Abstracte beelden zijn wezenlijk, it’s the experience that counts, not the story”. Waar muziek in gangbare films louter ter illustratie dient van het beeld en in videoclips toch vaak tot een gimmick gereduceerd blijft worden muziek en beeld in het werk van Scheffer tot gelijkwaardige componenten van een nieuw artistiek avontuur. Hij benadert zijn filmbeelden zoals een componist met zijn noten een nieuwe abstracte ervaring schept. Het beeld interpreteert bij Scheffer niet het geluid maar nodigt in samenspel met het geluid uit tot een nieuwe individuele visuele en auditieve ervaring, zonder inhoudelijke boodschap. Hij geeft daarmee niet toe aan de gangbare macht van het oog. Zijn manipulaties zijn vaak intuïtief en poëtisch en altijd op bijzondere wijze gestruktureerd. Hij wordt daarom wel een pure filmer genoemd.

Zijn werk is de weerslag van een zeer persoonlijke zoektocht; zijn films zijn nooit ego-documenten. De films van Scheffer zijn dienstbaar aan het experiment en de muziek, nooit aan de ijdelheid. Soms leidt dit tot verregaande beeldexperimenten, waarin het toeval een grote rol speelt bij de totstandkoming van een struktuur. Soms maakt hij zo ook het werk van een belangwekkende componist inzichtelijk en invoelbaar en ontstaan er in combinatie met archiefmateriaal en gesprekken gelaagde en prikkelende documentaire portretten. Het zijn vooral belangrijke muziekstukken en uitzonderlijk individualistische componisten die hem intrigeren, zoals Igor Stravinsky, Schönberg, Elliott Carter, Pierre Boulez, John Cage, Karl-Heinz Stockhausen en Frank Zappa.

Scheffer heeft in bijna twintig jaar tijd een werk opgebouwd waarmee hij een beeldend en indringend overzicht van de belangrijkste ontwikkelingen in de twintigste-eeuwse muziek geeft. Vorm en inhoud gaan daarbij altijd een complexe en dialectische of spiegelende verhouding met elkaar aan. Zijn films variëren daarmee in hun toegankelijkheid en met name zijn eerste films vonden een select publiek via de televisie en filmfestivals. Vanaf 1998 worden zijn films gaandeweg meer in de bioscopen vertoond. Zijn werk wordt wereldwijd vertoond en gewaardeerd. Scheffer heeft meerdere malen aangegeven nu de overgang naar het regisseren van zowel fictie als opera te willen gaan maken.