Nitraatfilm

Uit B&G Wiki

Oude filmmaterialen

nitraat

Tussen ongeveer 1890 en 1952 worden films gemaakt van een zeer volatiel( brandbaar) materiaal, namelijk cellulosenitraat. Dit zijn de nitraatfilms. Nitraatfilm moet daarom uiterst voorzichtig worden behandeld omdat het bij te hoge omgevingstemperatuur al spontaan kan ontbranden. Daarbij produceert het door de chemische samenstelling zelf de zuurstof die voor de verdere verbranding zorgt. Om de nitraatfilms op een veilige manier op te slaan moet het omgevingsklimaat aan strenge voorwaarden voldoen. De temperatuur ligt op 5 graden Celcius en de luchtvochtigheid bedraagt ongeveer 35 %. Vroeger werden de films in gewone ruimtes en in filmblikken opgeslagen. Tegenwoordig heeft Beeld en Geluid haar nitraatfilms opgeslagen in een bunker in de Scheveningse duinen en onder geconditioneerde omgevingsomstandigheden.

acetaat

Na het gebruik van nitraat als onderlaag komt celluloseacetaat in gebruik en ook wordt polyester als drager gebruikt. De acetaatfilm heeft als nadeel dat deze gevoelig is voor het zogenaamde “azijnsyndroom”. Het is een spontaan ontbindingsproces waarbij azijnzurige gassen uit het materiaal vrijkomen. Omdat het materiaal van samenstelling verandert kan het ontbindingsproces op het oog snel worden herkend. De film zal krimpverschijnselen vertonen, zoals vormverandering, verharding en barstvorming. Wanneer een film aan dit proces is begonnen moet het apart van andere filmmaterialen worden opgeslagen zodat de vrijkomende gassen geen schade zullen aanrichten. Het gas dat vrijkomt moet worden weg geventileerd en de temperatuur moet laag blijven om het proces te vertragen.

digitaliseren

Om de beelden van dit soort films te kunnen bewaren worden de nitraat- en acetaatfilms zo snel mogelijk gedigitaliseerd, want als de film niet meer bekeken kan worden is de informatie erop verloren, en dat is zeer ongewenst.