Kees Stip: verschil tussen versies
(Nieuwe pagina: {{ Infobox Persoon | illustratie = Kees Stip.jpg | naam = Cornelis Jan (Kees) Stip | geboorte_datum = 25 augustus 1913 | geboorte_plaats = Veenendaal | overlijden_datum = 27 ...) |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 35: | Regel 35: | ||
De vormvaste versjes van Trijntje Fop werden in 1988 verzameld in de bundel ''Het Grote Beestenfeest''. De bijzondere combinatie van beeldspraak en humor en de zeer grote productiviteit van de dichter droegen er toe bij dat aan de “Light verse” binnen de Nederlandse literatuur een betere positie werd toegekend. Een van Stips beroemdste versjes kreeg zelfs een eigen standbeeld. In het Groningse Siddeburen staat sinds 1978 een beeld van een bok met op de sokkel het versje “Op den Bok” over een bok die wortels trok. Zelf kreeg Kees Stip na zijn overlijden geen standbeeld. Wel werd er in zijn geboorteplaats Veenendaal een plein naar hem vernoemd. Ook zijn geboortehuis in Veenendaal is van een plaquette voorzien. | De vormvaste versjes van Trijntje Fop werden in 1988 verzameld in de bundel ''Het Grote Beestenfeest''. De bijzondere combinatie van beeldspraak en humor en de zeer grote productiviteit van de dichter droegen er toe bij dat aan de “Light verse” binnen de Nederlandse literatuur een betere positie werd toegekend. Een van Stips beroemdste versjes kreeg zelfs een eigen standbeeld. In het Groningse Siddeburen staat sinds 1978 een beeld van een bok met op de sokkel het versje “Op den Bok” over een bok die wortels trok. Zelf kreeg Kees Stip na zijn overlijden geen standbeeld. Wel werd er in zijn geboorteplaats Veenendaal een plein naar hem vernoemd. Ook zijn geboortehuis in Veenendaal is van een plaquette voorzien. | ||
Tijdens zijn leven werd Stip meerdere malen bekroond voor zijn bijdragen aan de Nederlandse literatuur. Zo ontving hij voor zijn dichtkunsten in 1985 De Tweede Ronde Prijs van het gelijknamige literaire tijdschrift en in 1988 de Zilveren Griffel voor het kinderboek Mijn beesten staan er gekleurd op. Ook werd de schrijver in 1995 benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. | Tijdens zijn leven werd Stip meerdere malen bekroond voor zijn bijdragen aan de Nederlandse literatuur. Zo ontving hij voor zijn dichtkunsten in 1985 De Tweede Ronde Prijs van het gelijknamige literaire tijdschrift en in 1988 de Zilveren Griffel voor het kinderboek ''Mijn beesten staan er gekleurd op''. Ook werd de schrijver in 1995 benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. | ||
Versie van 9 dec 2008 14:21
Naam | Cornelis Jan (Kees) Stip |
Geboren | Veenendaal, 25 augustus 1913 |
Gestorven | Winschoten, 27 juli 2001 |
Functies | schrijver tekstschrijver, puntdichter |
Bekend van | Polygoon bioscoopjournaal, samensteller Polygoon Jaaroverzichten |
Periode actief | 1945-1999 |
Werkt samen met | Philip Bloemendal, Anton Koolhaas, Brand Dirk Ochse, Piet Buis, Wim Kan |
Kees Stip in de media Oeuvre van Kees Stip |
Onder het pseudoniem ‘Trijntje Fop’ schreef Nederlands bekendste puntdichter Kees Stip jarenlang versjes voor kranten en tijdschriften, waaronder de Volkskrant, Elsevier en NRC Handelsblad. De dichter was vooral geliefd om zijn bijzondere taalvondsten en gevoel voor beeldspraak. Naast de versjes, waarin dieren vaak de hoofdrol speelden, schreef Stip ook proza, columns, kinderboeken en vertaalde hij Engelstalige kinderboeken. Tevens schreef hij teksten voor cabaretier Wim Kan. In 1952 trad Stip toe tot de redactiecommissie van het filmbedrijf Polygoon en verzorgde hij vanaf dat moment ieder jaar het jaaroverzicht met daarin de hoogtepunten uit het bioscoopjournaal Neerlands Nieuws.
Kees Stip werd in 1913 te Veenendaal geboren. Zijn studietijd bracht hij door in Utrecht, waar hij klassieke talen aan de universiteit volgde. Hij voltooide de studie echter niet. Tijdens de Tweede Wereldoorlog dook Stip onder. Zonder zijn medeweten verscheen er in enkele ondergrondse krantjes het gedicht Diewertje Diekema van zijn hand. Dit gedicht was een parodie op het beroemde gedicht Maria Lecina uit 1932 van dichter J.W.F. Werumeus Buning. Deze was in 1942 toegetreden tot de Kultuurkamer, een door de bezetter opgericht instituut, waarbij kunstenaars zich dienden aan te sluiten als zij hun vak wilden blijven uitoefenen. Dit had als gevolg dat zijn populariteit bij het Nederlandse publiek sterk daalde.
In zijn boek Kees Stip: de humor van een horloger stelt Cees van der Pluim dat de persiflage op Werumeus Bunings gedicht niet is bedoeld als kritiek of ridiculisering. Diewertje Diekema is volgens hem eerder een ode aan het werk van de dichter, voortgekomen uit bewondering voor de stilistisch en thematische kenmerken van het gedicht. Stip vervangt de exotische elementen van Maria Lecina door Nederlandse aspecten. Zo zijn de plaatsnamen Cádiz, Huelva en Granada vervangen door Scheemda, Sneek en Wolvega. De parodie zette volgens Van der Pluim geen kwaad bloed tussen beide dichters.
Na de bevrijding werkte Stip als schrijver van reclameteksten en ging hij aan de slag voor de Legervoorlichtingsdienst. Volgens de overlevering bevond Kees Stip zich eind jaren veertig in een Haagse bioscoop, bij een door de RVD georganiseerde persvoorstelling. Tijdens het vertonen van beelden van de paus die bromfietsen zegende, riep hij spontaan de woorden “Solex Deo Gloria” (Soli Deo Gloria betekend “Alleen aan God de Eer” en “Solex” was in die jaren een bekend bromfietsenmerk). Op dat moment waren zowel Polygoondirecteur Brand Dirk Ochse, als hoofdredacteur van de Volkskrant Joop Lücker in de zaal aanwezig. Niet veel later trad Stip toe tot Polygoons redactiecommissie en ontstond een langdurige samenwerking met de Volkskrant.
Vanaf 1952 stelde Stip ieder jaar het Polygoon jaaroverzicht samen. Kenmerkend voor de teksten die hij hiervoor schreef, was de vrolijke, positieve inslag. Uitermate bekwaam als hij was in het spelen met taal, zette Stip beeldspraak en humoristische taalconstructies doeltreffend in om de journaalbeelden te begeleiden. Philip Bloemendal sprak de teksten voor de jaaroverzichten in. Zijn dictie paste perfect bij Stips grappige taalvondsten. Deze sloten niet alleen nauw aan op wat er in de beelden te zien was, ook werden de meeste uiteenlopende onderwerpen met elkaar verbonden door middel van fraaie woordspelingen. Zo toont het jaaroverzicht van 1964 beelden van de pier in Scheveningen. Dat jaar was er een conflict ontstaan over de toegangsprijs voor de pier. De commentaarstem vertelt: “De draagkracht van de Scheveningse pier dreigde de draagkracht van veel bezoekers te overtreffen.”
Veel van de jaaroverzichten vangen op toepasselijke wijze aan met grapjes over oliebollen. In het jaaroverzicht van 1956 gaat het beeld van een schaal oliebollen over in een, van bovenaf genomen, opname van luchtballonnen. Het begeleidende commentaar: “Evenals op andere oudejaarsavonden bij de aanblik van een schaal met oliebollen het geval is, verheffen onze gedachten zich om het afgelopen jaar in vogelvlucht te overzien.”
Naast de jaaroverzichten werkte Kees Stip onder Polygoon ook aan verschillende opdrachtfilms. Zo maakte hij in 1951 voor de Rijksvoorlichtingsdienst Wij leven Vrij! De film handelde over dreiging van communistisch Rusland en diende als waarschuwing voor een nieuwe bezetter indien er geen geld werd uitgetrokken voor herbewapening. De film kwam echter niet zonder kleerscheuren door de filmkeuring heen. Volgens de Centrale Commissie voor Filmkeuring was Wij leven Vrij! een propagandafilm met anticommunistische motieven. Aan de film werd de leeftijdsgrens van achttien jaar toegekend. Stip liet zich door het uitblijvende succes van zijn eerste film echter niet uit het veld slaan en werkte in de jaren die volgden nog aan vele filmprojecten mee, waarvan een aantal opnieuw in opdracht van de RVD. Zo vervaardigde hij in 1952 de film Staten Generaal over het Nederlandse parlement; in dat zelfde jaar werkte hij mee aan de film De les van Londen over luchtbescherming in de Tweede Wereldoorlog en in 1955 maakte hij de film De Vlag over de tiende verjaardag van de bevrijding.
De vormvaste versjes van Trijntje Fop werden in 1988 verzameld in de bundel Het Grote Beestenfeest. De bijzondere combinatie van beeldspraak en humor en de zeer grote productiviteit van de dichter droegen er toe bij dat aan de “Light verse” binnen de Nederlandse literatuur een betere positie werd toegekend. Een van Stips beroemdste versjes kreeg zelfs een eigen standbeeld. In het Groningse Siddeburen staat sinds 1978 een beeld van een bok met op de sokkel het versje “Op den Bok” over een bok die wortels trok. Zelf kreeg Kees Stip na zijn overlijden geen standbeeld. Wel werd er in zijn geboorteplaats Veenendaal een plein naar hem vernoemd. Ook zijn geboortehuis in Veenendaal is van een plaquette voorzien.
Tijdens zijn leven werd Stip meerdere malen bekroond voor zijn bijdragen aan de Nederlandse literatuur. Zo ontving hij voor zijn dichtkunsten in 1985 De Tweede Ronde Prijs van het gelijknamige literaire tijdschrift en in 1988 de Zilveren Griffel voor het kinderboek Mijn beesten staan er gekleurd op. Ook werd de schrijver in 1995 benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.