Staande golven
In de radiotechniek heeft men haast per definitie te maken met staande golven. Wanneer een signaal van een zender aan een antenne wordt toegevoerd loopt de golf naar het einde van de antenne waar hij wordt teruggekaatst. Het is te vergelijken met watergolven die tegen een muur botsen. De teruggekaatste golf ontmoet de aankomende golf. Omdat de golven dezelfde sterkte (amplitude) hebben maar niet gelijk op hetzelfde punt dezelfde waarde hebben ontstaat een nieuwe golf die zich niet voortbeweegt maar op en neer gaat en daarbij op vaste plaatsen op de nullijn als het ware ‘scharniert’, knopen maakt. Een positieve golf en een negatieven golf die elkaar op hetzelfde punt treffen zullen elkaar opheffen. Plus en min heffen elkaar op. Op het punt waar dat plaats vindt is de elektrische spanning nul.
Aan het begin van de antenne, dus aan de uitgang van de zender moet de waarde van de staande golf zo klein mogelijk zijn. Dat wordt gerealiseerd door de lengte van de antenne zorgvuldig te bepalen. Zou er teveel energie naar de zender worden teruggevoerd dan verstoort dit de werking van de antenne en het kan schade berokkenen aan de zender. Door met een speciaal geconstrueerde staande-golf-meter het terugkerende signaal te meten kan worden bekeken of de aanpassing tussen antenne en zender in orde is. Is dit niet het geval dan kan met behulp van een zogenaamde antenne tuner de juiste aanpassing worden verkregen. De antennetuner is doorgaans een combinatie van een variabele condensator en een spoel waarvan de inductie gevarieerd kan worden.