Charles Breijer
Naam | Charles Breijer |
Geboren | Den Haag, 26 november 1914 |
Gestorven | Hilversum, 18 augustus 2011 |
Functies | Fotograaf, Cameraman, Regisseur |
Bekend van | Ballade van den hoogen hoed, De Ondergedoken Camera, Wordende wereld, Waterland |
Periode actief | 1930 - 1979 |
Werkt samen met | Max de Haas, Piet Kaart, Bert Kroon |
Charles Breijer in de media Oeuvre van Charles Breijer |
Omdat zijn vader regelmatig zonder werk zit maakt Charles Breijer het voortgezet onderwijs niet af, maar vindt begin jaren dertig een baantje als doka-hulp bij het Lichtbeeldeninstituut in Amsterdam. In 1935 treedt hij als manusje-van-alles in dienst bij de Nederlandse Filmassociatie Visie waar hij getuige is hoe het triumviraat van voormalige Polygoon-medewerkers dat dit productiebedrijf in 1932 heeft opgericht, uiteenvalt. Na het vertrek van Ab Keijzer en Jo de Haas blijft Max de Haas (géén familie) alleen over. De eerste film waar Breijer aan meewerkt, Als wij, levenden, sterven… (1935), is een opdracht van de Arbeidersvereeniging voor Lijkverbranding. Bij de productie van Ballade van den hoogen hoed (1937), een korte speelfilm waar Max de Haas grote bekendheid mee zou verwerven, fungeert hij als assistent.
Fotograaf
Na zijn vertrek bij Visie vindt Breijer weer werk als fotolaborant maar manifesteert zich in toenemende mate ook als fotograaf. In 1937 treedt hij in dienst bij de socialistische Arbeiderspers en maakt reportages voor het dagblad Het Volk en het geïllustreerde weekblad Wij. Hij leert veel van Cas Oorthuys die ook als fotograaf aan Wij is verbonden. Hoewel hij duidelijk beïnvloed is door de Nieuwe Fotografie, een stroming die veel aandacht heeft voor de formele aspecten van de fotografie, is Breijer van mening dat zijn foto’s op de eerste plaats informatief moeten zijn.
Tijdens de Duitse bezetting gebruikt Breijer zijn perskaart als een dekmantel voor zijn illegale werkzaamheden. Hij fotografeert onder meer in de Amsterdamse jodenbuurt. In 1944 sluit hij zich aan bij de door Frits Kahlenberg opgerichte organisatie De Ondergedoken Camera. Veel opnamen maakt hij vanuit een fietstas waarin hij zijn fotocamera heeft verborgen.
Cameraman
Na de bevrijding werkt hij enige tijd als freelance fotograaf maar begin 1947 besluit hij naar Nederlands-Indië te gaan, waar hij als assistent-cameraman dienst treedt bij het Gouvernementsfilmbedrijf Multifilm-Batavia. In nauw overleg met de Regerings Voorlichtingsdienst maakt Breijer reportages voor Wordende wereld, het bioscoopjournaal waarin het Nederlandse optreden wordt gerechtvaardigd. Ook tekent hij voor propagandafilms als Soldaat over zee (1948). In het televisieprogramma Een ideaal voor ogen (1983) vertelt Breijer onder welke omstandigheden hij in Nederlands-Indië heeft moeten werken.
Na de soevereiniteitsoverdracht in 1949 treedt Breijer in dienst van de Indonesische regering. Hij filmt onder meer het staatsbezoek van de president Soekarno aan India, Pakistan en Birma. Ook geeft hij les aan jonge Indonesische filmmakers.
Na zijn terugkeer in Nederland treedt Breijer in 1954 in dienst van Multifilm in Haarlem. Dit bedrijf verzorgt onder meer de nieuwsitems op de televisie. De omroepen hebben elk hun eigen nieuwsrubriek en de onderwerpen die ze laten zien weerspiegelen natuurlijk hun politieke en religieuze uitgangspunten. Collega cameraman Piet Kaart en hij verdelen samen de taken. Ze filmen de meest uiteenlopende onderwerpen, van Kamerdebatten tot de Elfstedentocht. Met de komst van het NTS Journaal in 1956 wordt de aanpak – dankzij de inbreng van hoofdredacteur Carel Enkelaar – veel journalistieker en neemt de frequentie van de uitzendingen toe.
Regisseur
Eind jaren vijftig – Multifilm is inmiddels van Haarlem naar Hilversum verhuisd en onderdeel van Cinecentrum geworden – maakt Breijer de overstap naar de opdrachtfilm. Namens Multifilm regisseert hij documentaires over modernisering in de landbouw voor het Ministerie van Landbouw en over de Deltawerken voor het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Hij toont zich een competent filmmaker die zorgvuldige beeldcomposities met een heldere informatieoverdracht weet te verbinden. Zijn films Waterland (1970) over de drooglegging van de Zuidelijke Flevopolder en Vaarwater (1972) over het loodswezen worden internationaal gelauwerd. In 1977 gaat de staf van Multifilm in zijn geheel over naar de Toonder Studio’s in Nederhorst den Berg, waar men vooral gespecialiseerd is in het vervaardigen van animatiefilms. Breijer die het goed kan vinden met Toonder directeur Bert Kroon, maakt nog enkele opdrachtfilms, voordat hij in 1979 met pensioen gaat.