Otto van Neijenhoff

Uit B&G Wiki
PersoonPlaceholder.png

NaamOtto van Neijenhoff
GeborenAmsterdam, 8 augustus 1898
Gestorven‘s Gravenhage, 7 februari 1977
Functies cameraman, regisseur fotograaf
Bekend vanJonge Harten, De moord van Raamsdonk, Samen op weg Los de Vang
Periode actief1921-1967
Werkt samen metWilly Mullens, Max de Haas, Charles Antoine Huguenot van der Linden, Bob Kommer, George Debels, Mannus Franken, Frans ter Gast


Neijendorff.jpg

Jeugdjaren

Otto van Neijenhoff groeit op in een gegoed milieu in Amsterdam. Zijn vader, G.W. van Neijenhoff, ziet hem het liefst in zijn voetsporen treden op zijn effectenkantoor in Amsterdam. Neijenhoff junior moet hier echter niets van weten en ontvlucht zijn ouderlijke huis en de verwachtingen van zijn vader. Hij probeert daarna rond te komen van zijn liefde voor fotografie. Één van zijn eerste baantjes was op de fotografische afdeling in de Pander meubelfabriek, waar Van Neijenhoff later in zijn carrière nog een opdrachtfilm voor maakt (“H. Pander en Zonen Meubelfabrikanten”). Hij vervult zijn diensplicht in 1916 tot 1917. Hierna treedt hij in dienst bij de bekende cineast Willy Mullens, aanvankelijk als labaratoriumassistent en later als cameraman.

Hage Film

Haghe Film (eerder Alberts Frères), het bedrijf van Mullens, maakt verschillende opdrachtfilms voor ondernemingen en overheidsinstellingen, maar ook een bioscoopjournaal. Mullens verwacht dat al zijn werknemers, dus ook de cameralieden, constant beschikbaar zijn. Daarnaast stelt Mullens hoge eisen aan het camerawerk en waarschuwt hij steeds weer voor het verspillen van materiaal. Bij Haghe Film begint Van Neijenhoff onder aan de ladder als zogenaamde ‘Schlattenschlammer’ (manusje van alles). Die functie bestaat vooral uit het ontwikkelen van filmstroken en het rondbrengen van kopieën. Na verloop van tijd mag hij als assistent van Mullens met een filmcamera op pad. Van Neijenhoff ervaart het als een goede, maar harde leerschool. Nadat hij had aangetoond dat hij de kneepjes van het vak beheerst, mag hij uiteindelijk zelfstandig gaan werken. Bij Haghe Film maakt hij zijn eerste ‘vrije film’, “Zeitraf¬fer” (1921) een rit bovenop een tram in Den Haag met live muziek en vuil¬nis ratels. Dit werd wat Van Neijenhoff later een dadaïstische film zou noemen, com¬pleet met vreemde camerabewegingen en tru¬cages.

IWA en de Vereniging Nederlandsch Fabricaat

Eind 1923 neemt Otto ontslag bij van Haghe Film en zet zijn eigen onderneming op, het eenmansbedrijf I.W.A. (Industrie, Wetenschap en Actualiteiten). Ondertussen trouwt hij met Dora Elias. Van Neijenhoff neemt verschillende opdrachten aan en schrijft zelf instellingen aan met ideeën. Zijn eerste filmopnamen zijn voornamelijk opdrachtfilms voor bedrijven als Philips, waarvoor hij “Panorama der Philips Gloeilampenfabrieken” maakt en voor de Vereniging Nederlandsch Fabricaat (VNF), waarvoor hij onder andere “Mies, Lène en de Bonbons” (1926) en “Staatssteenkoolmijnbedrijf Heerlen” (1927) maakt. De Vereniging Nederlandsch Fabrikaat heeft als doel de belangstelling in de Nederlandse nijverheid te bevorderen en het gebruik en de productie van Nederlandse waren te stimuleren. Met die vereniging gaat Van Neijenhoff een samenwerking aan waarbij hij één gulden per meter film vraagt. Hij wordt hier benoemd tot technisch leider van de VNF-afdeling ‘Opnamen van industriële films’ (later adjunct-secretaris). De samenwerking is voor beide partijen positief. Van Neijenhoff bestuurt zijn IWA vrijwel alleen. Hij breidt in 1930 weliswaar zijn bedrijf uit met laboratoriumfaciliteiten, maar haalt zich al snel het ongenoegen van de Nederlandse Bioscoop Bond (NBB) op de hals door alle opdrachten van Nederlandsch Fabrikaat te monopoliseren. Van Neijenhoff heeft nooit exclusief voor VNF gewerkt en neemt alle opdrachten aan waarvan hij verwachtte dat die hem financieel ‘wijzer’ zouden maken.

Samenwerking

Er zijn aanwijzingen dat Otto liever als ‘filmkunstenaar’ dan als succesvolle reclame- en industriefilmer te boek wil staan. Een voorbeeld hiervan is zijn samenwerking met Mannus Franken (1899-1953), die film vooral als een kunstvorm zag. Samen maken ze een film over de allerlaatste Nederlandse trekschuit, getiteld “De Trekschuit” (1933). Dit is één van de eerste geluidsfilms die Van Neijenhoff heeft gemaakt. De Trekschuit werd, volgens van Neijenhoff, slecht ontvangen. Dit inspireert hem tot het maken van een humoristische film, de silhouettenfilm De moord van Raamsdonk (1936). Hij maakt deze in samenwerking met de bekende schimmenspeler Frans ter Gast. De film staat bekend als de eerste Nederlandse animatiefilm.

Het Rijksmuseum en de bezetting

Door de jaren heen heeft Van Neijenhoff aan verschillende speelfilms meegewerkt als cameraman of regisseur. In 1937 krijgt hij van Max de Haas de opdracht om een film te maken voor het Rijksmuseum over de Nederlandse schilderkunst. “Het Rijksmuseum” (1937) is de eerste film waarbij in het Rijksmuseum gefilmd mag worden. Ook neemt Van Neijenhoff verschillende opdrachten aan voor goede doelen, zoals het Rode Kruis, de Kinderpostzegelactie, de Nederlandse Centrale Vereeniging tot Bestrijding der tuberculose en journaalopnamen voor het Amerikaanse Fox Movietone. Zelfs tijdens de bezetting gedurende de Tweede Wereldoorlog bleef Otto filmen. Toen hij Seyss-Inquart weigerde een film te maken over ‘de zegeningen van de Nieuwe Tijd,’ werd zijn apparatuur in beslag genomen. Hij sluit zich daarna aan bij een ondergrondse foto- en filmclub in Den Haag en voert in het geheim opdrachten uit bij andere studio’s/ondernemingen. Ondertussen filmt en fotografeert hij ook voor het verzet, waaronder de arrestatie van Mussert in 1945. Na de oorlog krijgt hij van het Nederlands Volksherstel de opdracht om een gedramatiseerde documentaire te maken over de Duitse bezetting en de wederopbouw in Nederland, genaamd Samen op Weg (1946). Hier komen zowel geënsceneerde als werkelijke opnamen in voor.

Opdrachten en provinciefilms

Een belangrijk deel van zijn oeuvre en werk gaat over Nederland, Nederlandse ambachten, omgevingen en/of unieke voorwerpen. Hij weet met financiële steun van het Produktiefonds een film te maken waarvoor hijzelf het onderwerp aandraagt, namelijk “Los de Vang” (de kortere versie heet Wentelende Wieken), over de laatste aanwezige verschillende molens. Hij heeft hiervoor zelf het Ministerie van Onderwijs aangeschreven, omdat het aantal verschillende soorten molens van 12 naar 5 en het aantal bestaande molens in korte tijd van 8.000 naar 1.000 ging. Daarna gaat oliemaatschappij ESSO Nederland een langdurige samenwerking aan met Otto en financiert een serie documentaires over de Nederlandse provinciën. Esso viert haar 10-jarige bestaan in Nederland en besluit net als in andere landen films te produceren die hen, zowel landelijk als in de provincie waar gefilmd werd, langdurig positieve publiciteit zou opleveren. In de films moet de provincie echter centraal staan en de daar aanwezige bekende en onbekende aspecten tonen zonder dat er sprake was van enige vorm van reclame. De films zijn na voltooiing verspreid over de wereld getoond. “Dit is Limburg” (1962) is de eerste film van deze reeks. Na de vierde provinciefilm (“Dit is Noord-Brabant”, 1966) krijgt Otto last van zijn gezondheid en besluit hij zijn bedrijf in 1967 op te heffen. Hij draagt het over aan Bob Kommer, die hem in eerste instantie nog mee laat helpen totdat dit niet meer mogelijk is. In januari 1977 is Van Neijenhoff op zijn ziektebed nog benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Een maand later sterft hij.