Peter Creutzberg

Uit B&G Wiki
Creutzberg, Peter.jpg

NaamPeter Creutzberg
GeborenAltona (Duitsland), 30 juni 1921
GestorvenBogotá (Colombia), 22 oktober 2011
Functies documentairemaker, filmmaker,
cameraman
Bekend vanCorsow
Periode actief1948-
Werkt samen metBert Haanstra

Peter Creutzberg in de media
Oeuvre van Peter Creutzberg

Peter Creutzberg is een Nederlands filmmaker en cameraman die vooral in Suriname en de Nederlandse Antillen actief is. Hoewel collega’s met grotere faam in dezelfde tijd Suriname (Herman van der Horst met Faja Lobbi) en de Antillen (John Fernhout met ABC en Blue Peter) bezoeken, weet Creutzberg zich door zijn langdurig verblijf toch een bijzondere positie te verwerven. Zo wordt hij bij uitstek de chroniqueur van ‘de West’ tussen midden jaren vijftig en midden jaren zeventig, van de periode van het optimistische geloof in de maakbaarheid van de samenleving tot die van de angst voor de ecologische catastrofe. Met zijn films geeft hij de Nederlandse overheid letterlijk een (commentaar)stem, maar in de films van de Filmgroep Suriname, in Corsow en in zijn documentaires over natuurbehoud laat hij wel degelijk Surinamers en Antillianen aan het woord. Hij is een bioloog die zich tot etnoloog ontpopt en vervolgens weer bioloog wordt. Hoewel hij winnaar is van de prestigieuze Staatsprijs voor Film, heeft hij er geen probleem mee stock materiaal te schieten voor zijn collega’s. Kortom, hij is een pendelaar tussen verschillende culturen.

Creutzberg studeert biologie aan de Rijksuniversiteit Leiden. In 1948 maakt hij tijdens een wetenschappelijke expeditie in Suriname opnamen voor een film die hij de titel Wakaboen geeft. Na een korte carrière als visserij-onderzoeker op de Noordzee, dat resulteert in een film over de oestercultuur Imperialen 00000 (1950), vertrekt hij naar Sierra Leone. Daar maakt hij twee documentaires ’N Wali bena en Mangrove (1954).

In 1955 vertrekt Creutzberg op uitnodiging van de Sticusa (Stichting Culturele Samenwerking tussen Nederland, Indonesië, Suriname en de Nederlandse Antillen) naar Suriname om een filmopleiding te verzorgen voor een aantal jonge Surinamers. De groep wordt bekend als Filmgroep Suriname. In het jaar van aankomst helpt Creutzberg samen met leden van de groep Polygoon cameraman Piet Buis bij de opnamen van het bezoek van Koningin Juliana aan Suriname. In juli 1956 vertrekt Creutzberg met zijn drie meest belovende pupillen naar Nederland, waar ze onder diens leiding bij Multifilm een training ondergaan. De Filmgroep produceert onder meer Selantie (1956), over de opening van een zendingshospitaal van de Evangelische Broedergemeente, De kansen keren (1958), over leprabestrijding, Geen wonder maar: geduld (1958), over onderwijs aan blinden en doofstommen, en Het huis waaraan wij bouwen (1958) over de ontginning van polders in het kader van het Tien Jaren Plan.

Creutzberg werkt tevens als correspondent voor het Polygoon journaal. Hij vervaardigt items voor de rubriek "Uit de West". In 1959 besluit Creutzberg, die eerst door de Sticusa en later door de Surinaamse regering werd betaald, als zelfstandig cineast verder te gaan. Deze keuze wordt mede ingegeven door zijn moeizame relatie met de Regerings Voorlichtings Dienst Suriname. In opdracht van de Stichting voor de Ontwikkeling van Machinale Landbouw in Suriname maakt hij de film "Zwampoogst" die qua vorm en retoriek veel lijkt op de films over de nieuwe IJsselmeerpolders in Nederland. Ook maakt hij Gevleugelde verovering (1961), een film over de Operatie Sprinkhaan, waarbij eenvoudige vliegveldjes in de jungle van Suriname worden aangelegd om de binnenlanden te ontsluiten. Verder worden opnamen die Creutzberg in Suriname heeft gemaakt, bij Cinecentrum in Hilversum gemonteerd tot korte films waarin de modernisering van dit deel van het Koninkrijk wordt getoond.

Weer met de steun van de Sticusa maakt Creutzberg in de overstap naar de Nederlandse Antillen, waar een equivalent van de Filmgroep Suriname node wordt gemist. Met zijn gezin verhuist hij naar de Antillen en vervaardigt de kleurenfilms Oke aki Antillas (1962) en Te aworo (1964). In 1966 volgt de ambitieuze speelfilm Corsow waarvoor de Antilliaanse schrijver Boeli van Leeuwen het scenario schrijft. In 1967 wordt de film onderscheiden met de Staatsprijs voor Film. De toekenning van deze belangrijkste Nederlandse onderscheiding op filmgebied aan "Corsow" is overigens niet onomstreden. Vooraanstaande filmcritici als Jan Blokker zien Creutzberg als een vertegenwoordiger van een ‘ouderwetse’ manier van filmmaken. Ze steken hun ongenoegen over de keuze van de jury niet onder stoelen of banken.

Creutzberg is ook voor anderen dan Cinecentrum een belangrijke leverancier van stock materiaal over ‘de West’. Zo maken Charles Huguenot van der Linden (voor Das Salz des Lebens, 1968) en Bert Haanstra (voor Bij de beesten af, 1972) gebruik van door hem opgenomen materiaal.

Nadat Creutzberg in 1971 met De gouden zwamp en Wageningen nogmaals twee films over de zegeningen van de landontginning voor de Stichting voor de Ontwikkeling van Machinale Landbouw in Suriname heeft afgeleverd, veranderen zijn volgende films radicaal van boodschap: niet langer staat modernisering centraal. In plaats daarvan wordt natuurbehoud het voornaamste thema. Voor de in 1969 opgerichte Stichting Natuurbehoud Suriname (Stinasu) schrijft Creutzberg een rapport, waarin hij de productie van een aantal voorlichtingsfilms bepleit. Doel van deze films zijn om in Suriname een ‘nieuwe mentaliteit’ ten aanzien van de natuur te bewerkstelligen. Om die reden moeten, aldus Creutzberg, "de presentatievorm zodanig […] worden, dat alles ervaren kan worden als zuiver eigen, zuiver Surinaams". Met de onmisbare financiële steun van Sticusa gaat hij vervolgens aan de slag. Zijn opleiding als bioloog komt hem hierbij natuurlijk goed van pas. Wel blijft hij een ‘ouderwetse’ stijl van filmen aanhangen, met beelden die in de studio van geluid en commentaar worden voorzien. In 1971 zijn de eerste twee films uit de reeks van zeven gereed. In 1974 volgt de rest van de films.

Na deze filmreeks verlegt Creutzberg zijn werkterrein naar Colombia, waar hij aan diverse producties meewerkt. Tevens wijdt hij zich aan het verzamelen van fossielen die nu te zien zijn in een een naar hem genoemde zaal in het Museo de Historia Natural de la Sabana.