Beeldplaat
Beeldplaat
Aan het begin van de jaren ’70 van de vorige eeuw begint Philips met de ontwikkeling van de optische beeldplaat. Het gaat om een schijf van kunststof, ter grootte van een LP, die door een laserstraal wordt beschenen om putjes in het oppervlak van de schijf te branden. Deze putjes vormen de beeld- en geluidinformatie. De schijf is aan beide zijden beschreven. In een speciale afspeler draait de schijf met een snelheid van 1500 toeren per minuut terwijl een laser de plaat aftast. Het fijne van deze digitale techniek is dat het beeld naar willekeur kan worden stilgezet, teruggekeken of versneld vooruit kan worden gespeeld, iets waar tegenwoordig niet meer van wordt opgekeken. De speelduur is twee keer dertig minuten. Een nadeel is dat de beeldplaat, net als de elpee, halverwege moet worden omgedraaid. Na een aantal jaren blijkt de beeldplaat toch niet te bieden wat de consument zoekt en het gevolg is dat er een kleinere uitvoering van de beeldplaat wordt ontwikkeld, de DVD. In tegenstelling tot de beeldplaat is deze aan één zijde beschreven maar heeft minstens evenveel informatie waardoor het noodzakelijke omdraaien verleden tijd wordt. Het kleinere formaat van de DVD is zeker ook een groot voordeel.