Nieuwspresentator: Het eerste Nederlandse televisiejournaal
Het eerste Nederlandse televisiejournaal
In oktober van 1955, met het aantreden van Carel Enkelaar, starten de praktische voorbereidingen van het NTS Journaal dat uiteindelijk 5 januari 1956 van start zal gaan. Het Journaal zal drie keer per week uitzenden, bestaan uit binnen- en buitenlands nieuws en eindigen met een weerbericht. De uitzendtijd wordt vastgesteld op acht uur ’s avonds en duurt tot kwart over acht. In de eerste jaren van televisie in Nederland zendt de NTS al eens sporadisch een programma uit dat de naam ‘NTS Journaal’ meekrijgt, maar dit is enkel en alleen bij bijzondere gebeurtenissen (De eerste vermelding van een NTS Journaal dateert van vrijdag 23 april 1953: een NTS Journaal uitzending ter ere van het huwelijk van Prinses Charlotte met Prins Jan van Luxemburg). Het format en de uitzendtijden van die sporadische uitzendingen zijn anders dan het Journaal zoals dat in 1956 officieel van start gaat. De vroege uitzendingen zijn beter te vergelijken met de uitzendingen die NOS Actueel en later NOS Evenementen verzorgen. Het bereik van het NTS Journaal is in het begin ook niet groot, omdat maar een enkeling een televisietoestel in huis heeft. Slechts 30.000 televisietoestellen staan in die tijd in de Nederlandse huiskamers.
Nieuwslezer buiten beeld
Eenmaal op kantoor in Bussum begint Enkelaar zijn redactie samen te stellen. Als eerste nieuwslezer wordt Coen van Hoewijk (van United Press International) aangetrokken. Zijn rol is anders dan die van vele nieuwslezers na hem. Hij is in het begin niet te zien en enkel te horen. Het Journaal werkt vooral met cameramensen die op pad gaan, een onderwerp filmen en het eigen materiaal bij terugkomst tot een item monteren. Op de redactie schrijft Coen van Hoewijk (en enkele maanden later ook Pier Tania) de teksten bij de beelden en leest deze zelf voor. Later gaan de nieuwslezers ook als verslaggever op pad om mensen te interviewen. Dit gebeurt echter zeer spaarzaam. Ander materiaal in het Journaal is afkomstig uit het buitenland. Ook deze filmpjes worden door de nieuwslezers van commentaar voorzien.
Er zijn meerdere redenen te noemen waarom de nieuwslezer niet in beeld verschijnt. In de eerste plaats willen de verschillende omroepen dat de brenger van het nieuws anoniem blijft om enige kleuring van het nieuws te voorkomen. Het gaat immers om het nieuws en niet om de persoon die het brengt. Een andere reden zou volgens Rengelink zijn dat de invloedrijke radiomensen geen concurrentie willen van nieuwslezers die wel door het publiek te zien zijn.
Voor het eerst te zien
De nieuwslezer blijft lange tijd buiten beeld. In november 1956 krijgt het Nederlandse publiek voor het eerste een nieuwslezer in beeld te zien. Rusland is Hongarije binnengevallen en voorafgaand aan de beelden is Coen van Hoewijk in beeld om het laatste nieuws (waarvan nog geen beeld is) voor te lezen. Na deze incidentele vertoning besluit de NTS dat dit niet meer voor mag komen. Op 1 mei 1958, wanneer er een vierde uitzenddag bij komt (een jaar later komt er zelfs een vijfde uitzenddag bij), komt het voorstel van de Journaal-redactie om de nieuwslezer een vaste plaats in beeld te geven. Dit wordt afgewezen. Een nieuwslezer mag vanaf dat moment alleen in uitzonderlijke gevallen in beeld verschijnen en voor elke keer dient afzonderlijk toestemming te worden gevraagd bij Rengelink, nog altijd de programmacommissaris van de NTS.
Het gaat inmiddels wel goed met het NTS Journaal. Het is het best bekeken programma van de Nederlandse televisie en het lijkt alleen maar populairder te worden. Dit heeft ook te maken met de nieuwe rol die hoofdredacteur Enkelaar voor nieuwslezer Coen van Hoewijk in petto heeft. Van Hoewijk spreekt zijn talen perfect en is dus een ideale interviewer van grote internationale beroemdheden. Ook al is er geen nieuws omtrent deze personen, het is wel bijzonder dat ze op de Nederlandse televisie verschijnen en dat is al nieuws op zich. Niet geheel onbelangrijk leveren de gesprekken met Harry Truman, Marlene Dietrich, Jayne Mansfield en vele anderen erg hoge kijkcijfers op. Ook de technische ontwikkelingen nemen in sneltreinvaart toe en eind jaren vijftig zijn al live-uitzendingen bij grote internationale gebeurtenissen mogelijk.
Vorig hoofdstuk || Volgend hoofdstuk