Peter Zwart
Naam | Peter Willem Zwart |
Geboren | Schoten, 20 november 1911 |
Gestorven | Laren, 18 september 2000 |
Functies | grafisch ontwerper, decorontwerper, omroepbestuurder, kunstenaar |
Bekend van | decors voor honderden televisieprogramma's in de jaren vijftig en zestig |
Periode actief | 1951- 1977 |
Werkt samen met | Jan Pet, Jac Hey, Willy van Hemert, Walter van der Kamp, Jos van der Valk |
Gallery | Gallery |
Peter Zwart in de media |
Peter Zwart is een veelzijdig kunstenaar met een zeer grote interesse in hoe de dingen werken. Van portretten tot auto-onderdelen geldt: wat zijn ogen zien, kunnen zijn handen maken. De Larense beeldhouwer en kunstschilder is de eerste decorbouwer bij de Nederlandse televisie. In de eerste jaren doet hij veel zelf, maar uitvoer en ontwerp komen naar mate de televisie groeit verder uit elkaar te liggen. Zwart gaat leiding geven aan de Hoofdafdeling Ontwerp, waar naast decorontwerpers ook grafisch ontwerpers en maquettebouwers onder vallen. Daarna stort hij zich bij Philips op een lang lopende fascinatie: kleur en televisie.
Beeldhouwer en kunstschilder
Zwart studeert na de grafische school aan het Instituut voor tekenleraren in Amsterdam. Zwart studeert ook een aantal jaren geneeskunde, waarschijnlijk in Leiden, maar hij breekt die studie voortijdig af. Bij zijn tekenopleiding in Amsterdam heeft hij veel profijt van de opgedane anatomische kennis, het tekenen van het menselijk lichaam gaat hem goed af. Zo goed, dat hij de leraar mag gaan assisteren. Na de opleiding tot tekenleraar volgt hij de opleiding tot beeldhouwer aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten in Amsterdam. Hij volgt daarna lessen bij Artistide Maillol en reist door Frankrijk, Griekenland, Italie en Noord-Afrika.
In 1935 vestigt Zwart zich in het Gooi, waar hij als beginnend vrij kunstenaar een pover bestaan heeft. In de oorlogsjaren sticht hij een gezin. Samen met zijn vrouw is hij actief in het verzet, zelf duikt hij onder om tewerkstelling in Duitsland te voorkomen. Het gezin komt berooid en arm uit de oorlog, maar de Larense burgemeester Van der Ven bemiddeld een nieuwe woning voor ze aan het Rozenlaantje nummer 10. Hier heeft Zwart ruimte voor een eigen atelier voor zijn beeldhouwwerk.
Na de oorlog werkt Zwart hard door aan zijn kunst. Hij wordt gesteund door het echtpaar Singer en Jasper Buurke, de nieuwe eigenaar van Hotel Hamdorff, Gooiland en de Hoge Vuursche. Zij verlenen opdrachten en kopen zijn werk. Hij is lid van de Gooische schildersvereniging, exposeert in verschillende groepstentoonstellingen en enkele solo-tentoonstellingen. In 1948 richt Zwart samen met enkele andere Larense kunstenaars de Gooise modeltekenclub Hamdorff op. Zwart gaat zich in deze periode ook steeds meer toeleggen op de schilderkunst en hij geeft daarnaast les in tekenen en beeldhouwen in zijn atelier.
Dollywood en Van Hemert
Ondanks redelijk succes als kunstenaar, leeft het gezin nog steeds in armoede. Om de financiele nood te verlichten, gaat Zwart enkele dagen per week als freelancer werken bij Joop Geesink's Dollywood in Duivendrecht. Daar werkt hij mee aan de decors en decoratie voor verschillende poppenfilms. Hij werkt zo'n anderhalf jaar voor de succesvolle Philips reclamefilm Kermesse Fantastique (1951). Hij ontwikkelt in Duivendracht voor de decors een systeem van schakelbare zetstukken die gemakkelijk hergebruikt kunnen worden. Ook wat betreft de rekwisieten is Zwart bezig met efficient gebruik van middelen, zo gebruikt hij zoveel mogelijk bestaande objecten in plaats van alles nieuw op schaal te maken.
In 1950 ontmoet Zwart Willy van Hemert bij een gezamelijke kennis in Laren. Van Hemert is als lid van de VARA-werkgroep televisie al bezig met de voorbereidingen voor de eerste televisieuitzending. De kennismaking met de veelzijdige kunstenaar maakt indruk op Van Hemert en de aankomend televisie-regisseur stelt Zwart voor als decorontwerper voor de eerste VARA-tv-uitzending. Jan Willem Rengeling bezoekt op Van Hemerts suggestie de tentoonstelling van het werk van Zwart in Hamdorff en gaat daarna ook op bezoek bij Zwart in de Duivendrechtse Geesink-studio's.
Enkele maanden voor de televisie van start gaat, volgt de eerste televisieopdracht voor Zwart: een animatiefilmpje voor de VARA dat als openingsbeeld gebruikt kan worden. Zwart bouwt daarvoor een maquette met de toren van de VARA-studio waar een haantje op een windvaantje zit. De animatie wordt in het atelier aan het Rozenlaantje opgenomen met cameraman Han Mook. Zwart is aanvankelijk aarzelend over televisie, hij is daarin niet de enige, zeker niet in kunstenaarskringen. Het kost Rengeling en Van Hemert enige moeite hem over te halen om als decorbouwer bij de televisie te komen werken.
Experimentele televisie
Zwart zegt echter toe en gaat als freelancer aan de slag. Op die manier hoopt hij zijn werk bij Geesink Studio's en als vrij kunstenaar voort te kunnen zetten. Hij begint in de zomer van 1950 met het opmeten van de beschikbare ruimte. Studio Irene is klein, zeker als er ook enorme camera's, lichthengels en bijbehorende technici in de ruimte moeten komen. Van de brandweer moeten bovendien de wanden en de twee branddeuren vrij blijven. Er blijft een ruimte over van zes bij drie meter. Daarvoor ontwerpt hij een basisdecor; een aantal wanden, deuren, ramen en praktikabels met op elkaar afgestemde maten zodat ze op verschillende manieren geschakeld kunnen worden.
Voor de eerste uitzending is door Van Hemert en Peter Koen een televisiespel geschreven, getiteld De toverspiegel, wat deels in de toekomst en deels in het verleden speelt. Erik de Vries die de avond regisseert, vindt de wanden in de 16e eeuws kamer wat kaal. Zwart schildert vlak voor de uitzending nog even twee portretten in de stijl van Frans Hals. Het is tekenend voor de experimentele periode: iedereen doet meer dan hem of haar gevraagd wordt. Zwart schildert, bouwt, decoreert, maakt de titelkaarten en vervoert de decorstukken zelf op zijn oude Volvo door Bussum. Het ontwerpen gaat soms tussen alle bedrijven door, op de achterkant van een sigarettendoosje tekent hij even snel een plattegrondje. De besprekingen met regisseurs zijn informeel en vinden plaats in een cafe, het atelier in Laren of bij de regisseurs thuis. Na de eerste NTS-uitzending verzorgt Zwart de decors voor de andere omroepverenigingen die de weken daarna hun televisie debuut maken. Hoewel er maar twee uitzendingen per week zijn, is het hard werken. De decors worden 's nachts op- en afgebouwd om zoveel mogelijk studio-tijd beschikbaar te houden voor broodnodige repetities. Begin 1952 krijgt Zwart een assistent, Jac Hey en in 1953 nog een tweede Jan Pet voor de bouw wordt samenwerking gezocht met aannemer De Groot.
Hoewel daar niet veel tijd voor is, blijft Zwart toch ook als kunstenaar actief. Op 8 mei 1953 heeft hij een solo-expositie in Casino Hamdorff waar een televisiereportage van gemaakt wordt. Een televisiekijker is zo enthousiast over een van de getoonde schilderijen dat hij de volgende dag in de auto stapt om het schilderij te kopen. Zwart en de andere televisiemakers van het eerste uur staan vanaf 1953 in toenemende belangstelling. In kranten en omroepbladen verschijnen naast steeds uitgebreidere recensies (ook van de decors), regelmatig interviews met Zwart en zijn vak.
Zo doen de kranten verslag van het werkbezoek van Zwart aan Brussel en Londen in mei 1953. Hij is in Brussel in verband met de voorbereidingen voor de eerste Belgische televisieuitzending en ontwerpt decors daarvoor. In Londen bij de BBC zijn ze natuurlijk ver voor op de Nederlandse televisie. Zwart bezoekt de BBC studio's, maakt kennis met het Design Department en met Alfred Wurmser die (als freelancer) voor de BBC uitgebreide, bewegende infographics maakt. De eerste toepassing van deze bewegende grafiek is op Prinsjesdag 1953. Volgens de recensie wordt de uitleg over de Miljoenennoto ("dorre stof") door de "bewegende achtergronden" uitermate boeiend. Zwart laat stapels guldens in moten uiteenvallen en laat cijfers en pictogrammen uit het niets verschijnen.
Decorontwerper bij de NTS
Op 1 juni 1952 is Zwart inmiddels toch in vaste dienst gekomen. De aanvankelijke twijfel over het medium televisie is verdwenen. De vele belemmeringen van de televisie, het gebrek aan kleur en het gebrek aan ruimte en tijd, halen het beste in hem naar boven. Hij ziet belemmeringen als een uitdaging voor zijn creativiteit. Zo maakt hij voor de Sinterklaasuitzending van 1953 voor het eerst een decor in kleur (de gewoonte is om alles in grijstinten te schilderen). Maanden ervoor is hij aan het testen met verschillende kleuren, mate van belichting en de grijswaarden die de camera's daar vervolgens van maken. Op basis van die proeven ontwikkelt hij een kleurenkaart die door belichters, cameramensen, rekwisiteurs en andere televisiemakers geraadpleegt wordt om vast te stellen hoe die kleur er op beeld uit komt te zien. De kijkers thuis merken natuurlijk niets van het Sinterklaasdecor in kleur, maar voor de mensen in de studio is het verschil duidelijk, kleur heeft uitwerking op hun gemoed. Toch zal het nog lang duren voor er op grote schaal kleur gebruikt gaat worden.
Het gebrek aan ruimte is een andere grote uitdaging. Hoewel de ruimte niet groter wordt, gaan de regisseurs wel grotere producties maken, met telkens meer scenes en sets. Het spel Herexamen voor Barnstetter onder regie van Van Hemert, vereist een record va vijftien verschillende sets. Voor het eerst worden hier ook filminlassen grbruikt. Die hebben een functie in het verhaal, maar dienen ook als beeldvulling voor de changementen. Zwart wordt steeds behendiger in het inpassen van meerdere sets in studio Irene. Hij gebruikt zwenkende muren en decorstukken op wieltjes. Samen met rekwisiteur Jan Jonker voert hij de changementen uit terwijl de acteurs in de andere hoek verder spelen. Wanden en andere stukken staan soms buiten te wachten en worden ook na gebruik weer snel op straat gegooid. In de recensies van die tijd wordt waardering uitgesproken voor de toverkunsten die de decorontwerper heeft uitgehaald met de ruimte, maar ook geklaagd over de herrie die met changementen gepaard gaat.
Zwart krijgt in de loop van de jaren steeds meer hulp, vooral op het gebied van decorbouw en decoratie. Hij hoeft niet alles meer zelf te doen, maar steekt nog vaak de handen uit de mouwen. In maart 1955 krijgt Zwart er een collega ontwerper bij. Fokke Duetz, die hij kent uit de filmwereld (naast de Geesink Studio's in Duivendrecht). Duetz moet ook even wennen aan de kleine ruimte, hoewel er na de brand in studio Irene van 6 april 1954 gebruik wordt gemaakt van studio Vitus die ongeveer drie keer zo ruim is en waar de decors veel hoger kunnen. Zwart ziet al decors van meerdere etages voor zich. Een aantal maanden werken Duetz en Zwart samen aan alle producties. Hoewel het in uiterlijk en karakter tegenpolen van elkaar zijn, kunnen ze het zeer goed met elkaar vinden.
In 1955 blijkt de noodzaak om een aantal grafisch geschoolde krachten in dienst te nemen die titelkaarten en titelrollen kunnen maken. Die rollen worden allemaal handmatig gekaligrafeerd en dat is vanzelfsprekend een tijdrovende bezigheid. Daarnaast komt van programmamakers steeds vaker vraag naar illustraties, tussentitels, bewegende titels en (live-)animaties. Zwart ziet de talentvolle decorateur Cor Hermeler en lijft hem in op de afdeling ontwerp. Vlak daarna solliciteert ook Jan van der Does een jonge grafisch ontwerper naar een functie als ontwerper. Zo onstaat in korte tijd een afdeling Ontwerp met twee takken: 'Titels' en 'Decor'. De afdeling huist in de Ambachtschool om de hoek van studio Irene in Bussum.
De werkdruk is hoog. Duetz en Zwart ontwikkelen om tijd te besparen een uitbreiding van het basisdecor. Van alle stukken maken ze een miniatuurversie. Zodoende kunnen ze op hun werkkamer puzzelen met de aanwezige zetstukken en praktikabels. Ze ontwikkelen een planbord voor de planning van de decorbesprekingen die bij een productie gehouden moeten worden en de bijbehorende deadlines. Verder werken ze met voorbedrukte plattegronden van de studio's en tekenen ze op dit zelfde ontwerpplan (dat ontstaat na de eerste decorbespreking met de regisseur) de belangrijkste shots (als in een storyboard). Ondanks dat de productiegang beter in de hand wordt gehouden -noodzakelijk door de groei van de NTS- kampen Zwart en Duetz met periodes van overbelasting. Eind 1956 is Zwart twee maanden uit de running vanwege maagbloedingen en begin 1959 zijn zowel Zwart als Duetz overspannen.
Afdelingschef
Door de snelle uitbreiding van zendtijd nemen de hoeveelheid programma's en de vraag naar decors toe. Het plannen van het werk als ook het in de hand houden van de kosten wordt een taak an sich. De Ontwerpafdeling groeit snel, net als de rest van de NTS. Tot 1955 is Zwart de enige ontwerper en in 1960 heeft hij een groep van zes decorontwerpers, even zoveel grafisch ontwerpers en nog een aantal freelancers onder zich. Tussen 1960 en 1965 is de groei helemaal groot: van twaalf medewerkers in vaste dienst naar een afdeling van ongeveer zestig ontwerpers, ontwerpassistenten, maquettebouwers en stafleden.
Veel medewerkers komen via Zwart op de afdeling. Zo geeft hij nog steeds tekenlessen en zodoende komen Tijmen de Bree, Willemien Reijinga en Ben Hulskamp bij de NTS. Nico van Baarle en Jan P. Koenraads kennen Duetz en Zwart uit de filmwereld. Tijdens een klus komt Zwart Roland de Groot tegen die als assistent van Han Mook werkt. Er is veel interesse voor het werken bij de televisie dus ook op de vacatures komen altijd veel belangstellenden af.
Het is een gevarieerde groep ontwerpers want zij moeten voor zeer uiteenlopende programma's en omroepen kunnen werken. Op de grafische afdeling zijn illustratoren, ervaren kaligrafen, maar ook jonge grafisch ontwerpers die geschoold zijn in moderne typografie, nieuwe zetmethodes en het gebruik van fotografie. De decorontwerpers zijn vaak opgeleid in grafisch ontwerp of reclame, want een opleiding die aansluit op dit vakgebied bestaat niet. Decorontwerpers worden gekozen op hun stijl, ruimtelijk en bouwkundig inzicht en voor het ontwerpen van decors zijn ook sociale en organisatorische vaardigheden van belang. Bij de decorontwerpers heeft ook ieder zijn eigen voorkeur of specialiteit. De een ontwerpt liever historische sets en de andere liever sterk gestileerde of abstracte decors.
De snelle groei van de NTS en de ontwerpgroep houdt Zwart bezig. In 1961 is hij ernstig ziek en op zijn ziekbed reorganiseert Zwart met zijn dokter de hele NTS. Niet lang daarna volgt ook daadwerkelijk een reorganisatie, maar in een interview uit 1991 geeft Zwart aan dat hij het altijd jammer heeft gevonden dat het hem niet gelukt is decorontwerp en decor uitvoering bij elkaar te houden.
Tot 1955 is hij als ontwerper nauw betrokken bij de uitvoering van de decors. Hij helpt zelf mee met de bouw en verzorgt in zijn eigen auto het vervoer. Want de ruimte in studio Irene is al snel te klein en de de tijd ('s nachts) te kort voor de opbouw en afbraak van decors. Daarvoor wordt eerst een extra ruimte gehuurd aan de Plaggenweg. In 1956 huurt de NTS de Ambachtsschool vlakbij studio Irene. De ontwerpers hebben hun werkkamers en vergaderruimtes op de eerste verdieping en op de begane grond is plaats voor decorbouw en decoratie. Maar al snel is ook deze ruimte te klein en verhuist decorbouw naar de Kampstraat in Hilversum. De afdelingen ontwerp en uitvoer zijn daardoor ook fysiek verder uit elkaar komen te liggen, zelfs als de afdeling Ontwerp in 1961 ook naar Hilversum verhuist. De afstand heeft uiteraard ook te maken met de toename van personeel en hoeveelheid producties. Bij de reorganisatie van 1962 wordt decorproductie verdeeld in drie gelijkwaardige hoofdafdelingen ressorteren onder de Dienst Programma Faciliteiten. Die hoofdafdelingen hebben niet altijd dezelfde belangen.
Kleurentelevisie
Zwart houdt zich sinds 1953 bezig met de vraag hoe televisiecamera's kleur en helderheid interpreteren. Hij is zodoende zeer goed geinformeerd op het gebied van kleurentelevisie en is vanaf het begin van de experimenten van Philips in Waalre betrokken bij de ontwikkeling ervan. Zijn onderzoek leidt tot een kleurenschaal en een mengsysteem voor verf wat hem internationaal veel lof oplevert en waar hij een Koninklijke onderscheiding voor ontvangt.
Omdat Zwart veel in Waarle werkt, worden zijn taken als chef van de Hoofdafdeling Ontwerp overgenomen door Jan van der Does. Officieel is Van der Does alleen chef van de Afdeling Decorontwerp, maar omdat hij aanleg heeft voor organiseren en plannen, neemt hij ook organisatorische taken over van Zwart. Zwart is eind jaren zestig nog wel productief als ontwerper, voor televisieprogramma's, maar ook voor Firato-stand van de NTS/NOS en als ontwerper voor Geesink bij het Nederlandse paviljoen op de Expo '67 in Montreal. Maar zijn meeste aandacht gaat uit naar kleurentelevisie.
Pensionering
In 1974 neemt Zwart afscheid van de NTS met een grote receptie. In 1977 wordt het afscheid min op meer opnieuw gevierd door een tentoonstelling van zijn vrije werk in de VARA-studio. Jan Willem Rengeling, de man die hem in 1951 moest overhalen om bij de televisie te komen werken, houdt een toespraak waarin hij de veelzijdigheid van de ontwerper en kunstenaar prijst.
Zwart blijft, tot zover zijn gezondheid dat toelaat, na zijn pensionering zeer productief. Hij geeft nog enkele jaren les aan de Rijskacademie en neemt nog af en toe een individuele leerling aan in beeldhouwen of schilderen. In 1987 wordt een verzetsmonument van zijn hang geplaatst in Eemnes, hij ontwerpt glas-in-lood ramen voor een kerk in Laren en schildert ook in opdracht. In 1996 is zijn laatste expositie in restaurant Mauve in Laren.