Jan Jonker
Naam | Jan Jonker |
Geboren | , 1922 |
Functies | rekwisiteur |
Bekend van | |
Periode actief | 1951- 1977 |
Werkt samen met | Peter Zwart, Willy van Hemert |
Jan Jonker in de media Oeuvre Jan Jonker |
Jan Jonker is de eerste rekwisiteur bij de Nederlandse televisie. Dankzij zijn improvisatietalent en kunsten als scharrelaar groeit het rekwisietenmagazijn uit tot een van de grootste van Europa. Het rariteitenkabinet bevat de gekste objecten uit alle mogelijke periodes en streken.
Jonker woont eind jaren veertig op kamers in Bussum en werkt bij de dienst Recreatie Algemene Ontwikkeling. Daarvoor is hij is operette- en operazanger en trekt hij met de cabaretgroep van zijn jeugdvriend Willy van Hemert door het land.
Via Van Hemert, die voor de VARA televisieuitzendingen gaat maken, komt Jonker bij de televisie terecht. Aanvankelijk is zijn functie toneelmeester, maar hij krijgt een aanstelling als studio-chef. In die eerste jaren van experimentele televisie vervullen de NTS-medewerkers vaak meerdere rollen. Jonker: "Ik heb het allemaal eens uitgerekend en kwam toen tot de ontdekking dat is 36 baantjes heb gehad. Ik was werkvoorbereider, transporteur, decorbouwer, timmerman, schilder, stoffeerder, kostumier, cameraman, microfoonhengelaar, grimeur, sociaal werkeren en figurant" (uit De waarheid, 30-11-1974).
De eerste jaren is er geen geld en zeker geen voorraad aan spullen, maar er moeten wel elke week nieuwe meubels en de gekste props in de studio staan. Jonker stroopt heel de regio af naar bruikbare spullen. De verzamelde rekwisieten en de decoronderdelen van Peter Zwart staan in verschillende gebouwen opgeslagen en Jonker en Zwart rijden met hun eigen wagen of bakfietsen de boel van en naar Studio Irene.
Jan Jonker vertelt aan een journalist van Het vrije volk (17-11-1961): "Om dan aan decors te komen haalden we de huiskamer van bakker Thönis, die in Bussum tegenover de Irene-studio woonde, leeg. Na een half jaar had geen huis in de onmiddelijke omgeving meer klimop. Alles was gebruikt voor decors." Jonker kijkt bij alle huiskamers in Bussum naar binnen en weet precies bij wie hij moet zijn voor een bepaald tafeltje of buffet.
Regisseurs maken het hem niet makkelijk. Zo vertelt hij in 1958 hij aan een journalist dat ze er een handje van hebben om rekwisieten te bestellen die op het tijdstip van de uitzending niet te krijgen zijn, zoals 'broedende vogels' in december en 'rijpend koren' in maart. Maar Jonker is overal op voorbereid, hij kan putten uit het groeiende magazijn op de zolder van de Ambachtsschool en zijn vele connecties, van voddenrapers en uitdragerijen tot antiquairs en veilinghuizen. Ook kan er door de groei van de NTS steeds meer zelf ontworpen en geproduceert worden door de decorontwerpers en decorbouwers. (Bron: Het vrije volk 18-2-1958)
Jonker moet vindingrijk zijn, een scharrelaar. Jonker: "Ik was eigenlijk een voyeur-in-het-nette. Ik was altijd aan het loeren naar dingen die we konden gebruiken. Ik liep veilingen af, ik huurde allerlei dingen, of probeerde ze met een smoesje af te troggelen. En, uiteraard, nu en dan drukte ik eens wat achterover. Ik zal maar niet vertellen wat ik allemaal 's nachts van de straat afgepikt heb, of uit de bossen heb weggezaagd" (uit: (uit De waarheid, 30-11-1974). Zijn latere opvolger Arno Weltens vertelt bijvoorbeeld: "Het verhaal gaat dat mijn illustere voorganger Jan Jonker bij de vuilverbranding ging zitten op bijvoorbeeld en fraaie tafel of dressoir en dan tegen iemand zei: "Belt u even naar de NTS en vraag of ze een auto sturen!' Dat deed die man. Zag hij iets bij het grof vuil staan, dan nam hij het mee voor zijn rekwisietenafdeling." (bron: NOB Bericht, 1990)
De regisseurs stellen de vindingrijkheid van Jonker uiteraard op prijs. Willy van Hemert laat optekenen in De Telegraaf (22-12-1956): "Wat die [Jonker] met een gering budget weet te presteren! Hij sleept overal de mooiste dingen vandaan, tot van het Waterlooplein toen. Ik had in die Duitse quiz-uitzending als cadeautje een kaars-lamp-voor-buiten, met een glas erom, gezien. Die zou leuk staan op het terras in Asmodee, zei ik. En toen we gingen repeteren, stond ie er. Waar die man het vandaan haalt!"
De door Jonker bijeenverzamelde spullen slaat hij op op de zolders van de Ambachtsschool, een oud schoolgebouw wat de NTS vanaf voorjaar 1954 in gebruik neemt. Met de groei van het aantal uitzendingen, groeit het bedrijf en het aantal aparte, gespecialiseerde functies in het productieproces. Zo rond 1960 is Jonker hoofd van de rekwisietenafdeling. Als chef deelt hij de rekwisiteurs in en beslist hij over de inkoop van rekwisieten. De opslag verhuist dat jaar naar grotere behuizing in het Decorcentrum Kampstraat in Hilversum.
De volgende grote mijlpaal in de geschiedenis van de afdeling rekwisieten is de verhuizing naar het Decorcentrum in het Omroepkwartier in april 1972. De omvang van het rekwisietenmagazijn is dan zo toegenomen dat de verhuizing drie maanden in beslag neemt (zie ook de foto's Kampstraat Decorcentrum). En in het nieuwe Decorcentrum is nog ruimte voor groei. De gangen van het magazijn hebben een totale lengte van één kilometer, er zijn zeven electrische wagentjes en zeventig karren beschikbaar voor vervoer van de 200.000 rekwisieten en er werken nu 600 mensen aan de taken die Jonker in 1951 nog in zijn eentje vervulde.
De laatste klus waar Jonker voor zijn pensionering aan werkt is het decor voor Sesamstraat op locatie in Thorn. Mevrouw Jonker werkt voor de speciale gelegenheid ook mee op de set.