Draagbare radio
[[Image:|center|thumb|250px|]] | |
Naam | Draagbare radio |
Vervaardigd door | Philips |
In gebruik vanaf | ca. 1940 |
In gebruik tot | |
Gewicht | |
Beeld en Geluid archiefnummer | 2390 |
steeds kleiner
Essentiële kenmerken van een draagbare radio zijn het lage gewicht, de kleine afmetingen en de interne stroombron. Naarmate de ontwikkelingen in de elektrotechniek voortschrijden worden draagbare radio’s steeds kleiner. Grote ghettoblasters zijn ook wel draagbaar, klein zijn ze echter allerminst. De kleinste radio-ontvangers passen in een korrel rijst. Het grootste onderdeel is tegenwoordig de oortelefoon. In 1940 brengt Philips een lamp uit die gebruikt wordt in de vroege draagbare radio. Deze portable avant la lettre bestaat uit een houten kastje met een draagriem. In het kastje is een ontvanger met twee buizen van het type DAH50 geconstrueerd. De ontvanger is gemaakt om zenders in de middengolf te ontvangen. De antenne is een om het kastje gewonden draad die dienst doet als raamantenne. De eerste buis doet dienst als hoogfrequent versterker. Het opgevangen en versterkte antennesignaal wordt gedetecteerd, gedemoduleerd, en dan als laagfrequent signaal toegevoerd aan de tweede buis die het sterk genoeg maakt om met een koptelefoon te kunnen beluisteren. Voor de afstemming wordt gebruik gemaakt van twee knoppen die aan de voorzijde bevestigd zijn.
klein is een relatief begrip
Het gewicht zou nu als hoog worden gekwalificeerd, in die dagen was hij licht in vergelijking met de grote kasten van toen. De afmetingen zijn voor die tijd zeer bescheiden. De interne stroombron is een batterij die 15 volt spanning levert, en nog een die bestemd is voor de gloeidraad van de lamp, de gloeistroombatterij. Deze batterijen bevinden zich in een compartiment onder de bodem van de ontvanger. Het geheel weegt dan wel enkele kilo's, draagbaar was het wel, al is het redelijk onhandig in vergelijking met hedendaagse portables. In de jaren 60 komen er veel nieuwe modellen portable op de markt, vaak met drie golfbereiken, de lange-, midden- en de kortegolf. Energie wordt betrokken uit enkele batterijen met een werkspanning van 4,5 tot 9 volt. De antenne is de ferrietantenne. Een aansluitpunt voor een externe antenne is vaak ook aanwezig.