Mary Dresselhuys: verschil tussen versies
Geen bewerkingssamenvatting |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 18: | Regel 18: | ||
}} | }} | ||
In een lange carrière heeft actrice Mary Dresselhuys ruim honderdvijftig rollen gespeeld. Het liefst staat ze op het toneel. Theater vormt het leeuwendeel van haar oeuvre. Ze wordt wel de ''Grande Dame van het Nederlandse toneel'' of de ''Koningin van de Komedie'' genoemd. Ook speelt ze in aanzienlijk veel televisieproducties en een handjevol bioscoopfilms. Door de jaren heen verschijnt ze bovendien regelmatig op televisie en radio om het over haar passies te hebben: het toneel, de natuur en haar (adoptie)kinderen. | |||
'''Eerste stappen op het toneel''' | |||
In haar eigen ogen debuteert Mary Dresselhuys als actrice op achtjarige leeftijd wanneer ze samen met haar broer het toneelstuk ''De prins en het herderinnetje'' opvoert ter gelegenheid van een koperen bruiloft. In datzelfde jaar gaat ze voor het eerst naar het theater. Haar vader is tabaksmagnaat en deelt haar interesse voor het theater niet. Tijdens vakanties gaat ze met haar grootmoeder in Den Haag naar het theater. Na de derde voorstelling weet ze het zeker: ze wil zelf graag actrice worden. Op de middelbare school in Tiel speelt ze haar eerste rollen bij toneelvereniging de Tielsche Gymnasiasten Club. Van 1927 tot 1929 doorloopt ze de Amsterdamse Toneelschool, waar ze les krijgt van Albert van Dalsum, Magda Janssens en Else Mauhs. Haar familie is zeer ontevreden over haar keus om actrice te worden, maar Mary laat zich hierdoor niet afleiden. Op 7 september 1929 maakt ze in een figurantenrol haar professionele debuut bij het Vereenigd Rotterdamsch-Hofstadtooneel tijdens een opvoering van ''Julius Caesar'' van Shakespeare. Zelfs in deze kleine rol valt ze genoeg op om aandacht te krijgen in een recensie. Het jaar erop speelt ze al de hoofdrol in ''Een vrouw zoals ieder zoekt''. | |||
'''Centraal Toneel''' | |||
Vanaf september 1931 acteert ze bij het Centraal Tooneel in Amsterdam. Een jaar later wordt acteur [[Cees Laseur]] aangetrokken als directeur. Mary verlaat voor hem haar echtgenoot, collega-acteur Joan Remmelts, met wie ze nog jarenlang samenwerkt en bevriend blijft. Samen met Laseur leidt ze het Centraal Tooneel, terwijl ze allebei ook acteren. Het Centraal Tooneel brengt zeer veel producties uit, waardoor Mary in korte tijd veel verschillende rollen voor haar kiezen krijgt. De recensies zijn lovend over haar inleving en mooie dictie. | |||
Tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt door het gezelschap besloten om door te blijven spelen, omdat ze vinden dat de bevolking recht heeft op ontspanning. Vanwege het uitsluitend Nederlands repertoire van hun voorstellingen blijven de Duitsers weg. Pas op nieuwjaarsdag 1945 stoppen ze met optreden uit angst voor razzia’s. | |||
'''Verdere theatercarrière''' | |||
In 1946 scheiden Mary en Cees Laseur en verlaat ze het Centraal Tooneel. Na een korte periode bij het Residentie Tooneel stapt ze over naar Comedia, vanaf 1950 de Nederlandse Comedie. Ze bezoekt veel buitenlandse theatervoorstellingen en begint deze te vertalen naar het Nederlands. Aanvragen om in Londen en Parijs te komen acteren slaat ze af omdat ze liever bij haar nieuwe liefde, Adriaan “Jons” Viruly, en haar dochters in Nederland is. Bovendien is er in eigen land genoeg te doen. In de komende jaren groeit ze uit tot ’s lands eerste comédienne. Het feit dat ze zelden een hoofdrol krijgt in serieuzere stukken is voor haar reden om in 1967 te vertrekken bij de Nederlandse Comedie. In de vrije sector gaat het haar goed en ze blijft tot op hoge leeftijd in diverse stukken spelen. | |||
In 1973 brengt [[Jeroen Krabbé]] haar onder de aandacht van producent [[Joop van den Ende]] met wie ze jarenlang samenwerkt in succesvolle theaterproducties. Ter gelegenheid van haar tachtigste verjaardag laat Van den Ende een nieuw stuk schrijven door [[Paul Haenen]], ''Een bijzonder prettig vergezicht''. In 1992 roept Van den Ende de Mary Dresselhuysprijs in het leven. Eens per twee jaar wordt de prijs uitgereikt aan een jong toneeltalent. De eerste keer wordt de prijs echter aan Mary zelf uitgereikt. In datzelfde jaar ontvangt ze ook de Oeuvreprijs van de Vereniging voor Schouwburg- en Concertgebouwdirecties. Het stuk ''Koningin moeder'' uit 1993 is haar laatste reguliere theaterproductie. | |||
'''Bioscoopfilms''' | |||
In 1935 speelt ze voor het eerst in een bioscoopfilm. Hoewel ze benaderd wordt voor de hoofdrol in ''[[De kribbebijter]]'' moet ze genoegen nemen met een bijrol wanneer regisseur Herman Kösterlitz tot de conclusie komt dat ze het niet goed doet op beeld. Dit is het begin van een moeilijke relatie tussen Mary en de camera. “De zaal, daar krijg je wat van terug. Daar krijg je wisselwerking mee. (…) Die camera doet nooit iets” zegt ze tegen het ''[[Radio 1 journaal]]'' in 1997. Uiteindelijk verschijnt ze nog in drie bioscoopfilms: ''[[Dorp aan de rivier]]'' (1958), ''[[Vroeger kon je lachen]]'' (1983) en ''[[Eline Vere]]'' (1991). | |||
'''Televisie en radio''' | |||
Vanaf de tweede helft van de jaren vijftig verschijnt Mary Dresselhuis regelmatig op televisie. In de eerste decennia is het vrij gebruikelijk om theaterregistraties op de buis te brengen. In de jaren tachtig en negentig maken zij plaats voor televisiebewerkingen van theaterstukken. Heel af en toe speelt Mary een gastrol in een televisieserie, zoals ''[[Pension Hommeles]]'' (1957), ''[[Maigret]]'' (1965) en haar allerlaatste rol op televisie in ''[[Baantjer]]'' (1998). | |||
In ''Elseviers Weekblad'' van 14 oktober 1961 vertelt ze dat ze zich als acteur van binnen moet verdubbelen op het toneel om de mensen in de zaal te bereiken. Voor televisie daarentegen moet ze zich halveren, omdat de camera er bovenop zit en alles registreert. Daar komt nog bij dat een theaterrol zich kan ontwikkelen over meerdere voorstellingen, terwijl een televisierol een keer wordt vastgelegd en dus meteen goed moet zijn. In datzelfde artikel noemt ze de televisiestudio een soort aquarium waar zwijgende octopussen (de technici met hun snoeren) om de acteurs bewegen. | |||
Hoewel ze aangeeft dat ze zich niet op haar gemak voelt voor de camera’s laat ze zich vaak als actrice zien op televisie. Daarnaast is ze regelmatig te gast in diverse programma’s, zowel op televisie als radio, om te vertellen over haar vak, collega acteurs, haar liefde voor de natuur, haar (adoptie)kinderen en het ouder worden. Ze geniet een landelijke bekendheid, maar kan naar eigen zeggen nog ongemerkt over straat. En zo heeft de bescheiden actrice het graag. Liever wil ze herinnerd worden als moeder, dan als ‘de grande dame’. Dankzij haar nalatenschap in de audiovisuele media blijven beide ‘rollen’ het publiek goed bij. | |||
[[Category:personen|Dresselhuys, Mary]] [[Category:acteur|Dresselhuys, Mary]] | [[Category:personen|Dresselhuys, Mary]] [[Category:acteur|Dresselhuys, Mary]] |
Versie van 6 jan 2012 09:45
Naam | Marie Johanna Dresselhuys |
Geboren | Tiel, 22 januari 1907 |
Gestorven | Amsterdam, 19 mei 2004 |
Functies | Acteur |
Bekend van | Pension Hommeles, Je kunt het toch niet meenemen (1958), Nina, De sprong (drama), Ons soort mensen |
Periode actief | 1935 -1992 |
Werkt samen met | Ko van Dijk jr. |
Trivia | Trivia |
Gallery | Gallery |
Mary Dresselhuys in de media Oeuvre van Mary Dresselhuys |
In een lange carrière heeft actrice Mary Dresselhuys ruim honderdvijftig rollen gespeeld. Het liefst staat ze op het toneel. Theater vormt het leeuwendeel van haar oeuvre. Ze wordt wel de Grande Dame van het Nederlandse toneel of de Koningin van de Komedie genoemd. Ook speelt ze in aanzienlijk veel televisieproducties en een handjevol bioscoopfilms. Door de jaren heen verschijnt ze bovendien regelmatig op televisie en radio om het over haar passies te hebben: het toneel, de natuur en haar (adoptie)kinderen.
Eerste stappen op het toneel
In haar eigen ogen debuteert Mary Dresselhuys als actrice op achtjarige leeftijd wanneer ze samen met haar broer het toneelstuk De prins en het herderinnetje opvoert ter gelegenheid van een koperen bruiloft. In datzelfde jaar gaat ze voor het eerst naar het theater. Haar vader is tabaksmagnaat en deelt haar interesse voor het theater niet. Tijdens vakanties gaat ze met haar grootmoeder in Den Haag naar het theater. Na de derde voorstelling weet ze het zeker: ze wil zelf graag actrice worden. Op de middelbare school in Tiel speelt ze haar eerste rollen bij toneelvereniging de Tielsche Gymnasiasten Club. Van 1927 tot 1929 doorloopt ze de Amsterdamse Toneelschool, waar ze les krijgt van Albert van Dalsum, Magda Janssens en Else Mauhs. Haar familie is zeer ontevreden over haar keus om actrice te worden, maar Mary laat zich hierdoor niet afleiden. Op 7 september 1929 maakt ze in een figurantenrol haar professionele debuut bij het Vereenigd Rotterdamsch-Hofstadtooneel tijdens een opvoering van Julius Caesar van Shakespeare. Zelfs in deze kleine rol valt ze genoeg op om aandacht te krijgen in een recensie. Het jaar erop speelt ze al de hoofdrol in Een vrouw zoals ieder zoekt.
Centraal Toneel
Vanaf september 1931 acteert ze bij het Centraal Tooneel in Amsterdam. Een jaar later wordt acteur Cees Laseur aangetrokken als directeur. Mary verlaat voor hem haar echtgenoot, collega-acteur Joan Remmelts, met wie ze nog jarenlang samenwerkt en bevriend blijft. Samen met Laseur leidt ze het Centraal Tooneel, terwijl ze allebei ook acteren. Het Centraal Tooneel brengt zeer veel producties uit, waardoor Mary in korte tijd veel verschillende rollen voor haar kiezen krijgt. De recensies zijn lovend over haar inleving en mooie dictie.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt door het gezelschap besloten om door te blijven spelen, omdat ze vinden dat de bevolking recht heeft op ontspanning. Vanwege het uitsluitend Nederlands repertoire van hun voorstellingen blijven de Duitsers weg. Pas op nieuwjaarsdag 1945 stoppen ze met optreden uit angst voor razzia’s.
Verdere theatercarrière
In 1946 scheiden Mary en Cees Laseur en verlaat ze het Centraal Tooneel. Na een korte periode bij het Residentie Tooneel stapt ze over naar Comedia, vanaf 1950 de Nederlandse Comedie. Ze bezoekt veel buitenlandse theatervoorstellingen en begint deze te vertalen naar het Nederlands. Aanvragen om in Londen en Parijs te komen acteren slaat ze af omdat ze liever bij haar nieuwe liefde, Adriaan “Jons” Viruly, en haar dochters in Nederland is. Bovendien is er in eigen land genoeg te doen. In de komende jaren groeit ze uit tot ’s lands eerste comédienne. Het feit dat ze zelden een hoofdrol krijgt in serieuzere stukken is voor haar reden om in 1967 te vertrekken bij de Nederlandse Comedie. In de vrije sector gaat het haar goed en ze blijft tot op hoge leeftijd in diverse stukken spelen.
In 1973 brengt Jeroen Krabbé haar onder de aandacht van producent Joop van den Ende met wie ze jarenlang samenwerkt in succesvolle theaterproducties. Ter gelegenheid van haar tachtigste verjaardag laat Van den Ende een nieuw stuk schrijven door Paul Haenen, Een bijzonder prettig vergezicht. In 1992 roept Van den Ende de Mary Dresselhuysprijs in het leven. Eens per twee jaar wordt de prijs uitgereikt aan een jong toneeltalent. De eerste keer wordt de prijs echter aan Mary zelf uitgereikt. In datzelfde jaar ontvangt ze ook de Oeuvreprijs van de Vereniging voor Schouwburg- en Concertgebouwdirecties. Het stuk Koningin moeder uit 1993 is haar laatste reguliere theaterproductie.
Bioscoopfilms
In 1935 speelt ze voor het eerst in een bioscoopfilm. Hoewel ze benaderd wordt voor de hoofdrol in De kribbebijter moet ze genoegen nemen met een bijrol wanneer regisseur Herman Kösterlitz tot de conclusie komt dat ze het niet goed doet op beeld. Dit is het begin van een moeilijke relatie tussen Mary en de camera. “De zaal, daar krijg je wat van terug. Daar krijg je wisselwerking mee. (…) Die camera doet nooit iets” zegt ze tegen het Radio 1 journaal in 1997. Uiteindelijk verschijnt ze nog in drie bioscoopfilms: Dorp aan de rivier (1958), Vroeger kon je lachen (1983) en Eline Vere (1991).
Televisie en radio
Vanaf de tweede helft van de jaren vijftig verschijnt Mary Dresselhuis regelmatig op televisie. In de eerste decennia is het vrij gebruikelijk om theaterregistraties op de buis te brengen. In de jaren tachtig en negentig maken zij plaats voor televisiebewerkingen van theaterstukken. Heel af en toe speelt Mary een gastrol in een televisieserie, zoals Pension Hommeles (1957), Maigret (1965) en haar allerlaatste rol op televisie in Baantjer (1998).
In Elseviers Weekblad van 14 oktober 1961 vertelt ze dat ze zich als acteur van binnen moet verdubbelen op het toneel om de mensen in de zaal te bereiken. Voor televisie daarentegen moet ze zich halveren, omdat de camera er bovenop zit en alles registreert. Daar komt nog bij dat een theaterrol zich kan ontwikkelen over meerdere voorstellingen, terwijl een televisierol een keer wordt vastgelegd en dus meteen goed moet zijn. In datzelfde artikel noemt ze de televisiestudio een soort aquarium waar zwijgende octopussen (de technici met hun snoeren) om de acteurs bewegen.
Hoewel ze aangeeft dat ze zich niet op haar gemak voelt voor de camera’s laat ze zich vaak als actrice zien op televisie. Daarnaast is ze regelmatig te gast in diverse programma’s, zowel op televisie als radio, om te vertellen over haar vak, collega acteurs, haar liefde voor de natuur, haar (adoptie)kinderen en het ouder worden. Ze geniet een landelijke bekendheid, maar kan naar eigen zeggen nog ongemerkt over straat. En zo heeft de bescheiden actrice het graag. Liever wil ze herinnerd worden als moeder, dan als ‘de grande dame’. Dankzij haar nalatenschap in de audiovisuele media blijven beide ‘rollen’ het publiek goed bij.