Selectiviteit

Uit B&G Wiki

Wanneer we een radio afstemmen op een zender willen we niet dat er andere signalen ontvangen worden. Met andere woorden, we willen alleen dat kleine stukje van de band beluisteren waarop “ons” station uitzendt. In iedere frequentieband zijn wereldwijd duizenden radiozenders actief. De meeste zullen ons niet bereiken vanwege de afstand, maar zenders die sterk genoeg zijn kunnen hinderlijk werken wanneer de radio niet selectief genoeg is. Een vlak naast “ons” station gelegen zender willen we immers niet horen.

In het begin van het radiotijdperk is de selectiviteit van ontvangers beperkt. Omdat in die beginjaren nog maar zeer weinig zenders actief zijn is dat geen echt probleem. Naarmate het radioverkeer toeneemt raakt de gebruikte ruimte steeds voller. Wanneer steeds meer zenders gaan opereren worden internationale afspraken gemaakt om de frequentieruimte netjes te verdelen. In de middengolf zitten de zenders allemaal volgens internationaal afgesproken regels op 9 kilohertz afstand van elkaar zodat ze elkaars signaal niet zullen beïnvloeden. Tegenwoordig zijn er nagenoeg geen middengolfzenders actief. Ook in de FM band zijn de onderlinge afstanden tussen de zenders vastgelegd in internationale verdragen.

Behalve deze afspraken draagt de techniek ook haar steentje bij. In de ontvanger van tegenwoordig zijn afgestemde kringen ingebouwd die zeer kleine stukjes van de frequentieband kunnen selecteren om in de ontvanger te worden gedetecteerd en beluisterd. Wat er buiten dat smalle stukje band gebeurt wordt niet doorgegeven. Zo is het mogelijk verschillende zenders die vlak naast elkaar liggen apart te ontvangen zonder hinder van de naastgelegen zender. Het begrip selectiviteit betekent dus dat de ontvanger de mogelijkheid heeft om een smal stukje band te ontvangen en de signalen die daar vlak naast liggen te negeren.