Vastberaden, maar soepel en met mate
Periode | 1974 |
Beschikbaar in archief | Beeld en Geluid |
Genre | Documentaire |
Decennia | 1970-1979 |
Medium | televisie |
Beschrijving
Een geschiedschrijving van Nederland van 1938 tot en met 1948 aan de hand van interviews met vooral gewone mensen over de crisisjaren, de korte opbloei vanaf 1938, WO II en de dekolonisatie van Indonesië afgewisseld met archiefmateriaal waaronder speelfilm- en geluidsfragmenten.
Vanaf de jaren zeventig was er een kentering gekomen in het perspectief op de Tweede Wereldoorlog. Het was niet goed meer mogelijk zichzelf op de borst te slaan en alleen de beschuldigende vinger uit te steken naar de collaborateur, de nazi of de misdadiger
Deze wijziging kwam tot uitdrukking in de VPRO-documentaire uit 1974. De nadruk lag op het falen van de autoriteiten en de mentale verwantschap van collaborateurs en 'gewone' burgers. Het verhaal is een 'anti-epos' van verwarring, eigenbelang, twijfel, reddeloosheid en absurditeit.
Makers
Redactie Henk Hofland, Hans Keller en Hans Verhagen
Productie Maud Keus
Montage Fred van Dijk
In een versie van 1977 bewerken Fred van Dijk en Hans Keller een aantal interviews.
Achtergrond
Vlak na de zomer van 1972 werd door de VARA een historische documentaire van ruim vier uur uitgezondern: Le Chagrin et la Pitié (1969) van Marcel Ophüls, André Harris en Alain de Sédouy. De film liet aan de hand van mondelinge getuigenissen en archiefmateriaal zien war er zich tijdens de bezetting in het Franse Clermont-Ferrand had afgespeeld. Bedoeld als een correctie op het beeld dat alle Fransen grote verzetshelden waren geweest – op enkele laffe verraders na – was de film veel meer. Henk Hofland zag de film als een ‘optocht’ van tientallen mensen die hun verhaal deden over de keuzes waarvoor zij zich gesteld zagen. Hij prees ‘de afwezigheid van een explicateur die, lang na de historische gebeurtenissen, opnieuw even in opwinding raakt om het publiek te vertellen wat het ervan moet denken’. Samen met Hans Keller en Hans Verhagen ontwikkelde hij het idee voor een Nederlandse Le Chagrin et la Pitié, een film waarin werd getoond dat de oorlog geen breuk in de Nederlandse geschiedenis had betekend, maar dat de oude maatschappelijke orde na mei 1945 gewoon was doorgegaan met de zaken waar ze zich vóór de Duitse bezetting ook mee bezig had gehouden. Deze continuïteitsthese had Hofland in zijn boek Tegels lichten of Ware verhalen over de autoriteiten in het land van de voldongen feiten (1972) uit de doeken gedaan. Het zou nog eniget ijd duren voordat de beroepshistorici deze these overnamen. In dat opzicht liepen de makers van de film beduidend op hen voor.
De film die de periode 1938-1948 tot onderwerp had, kreeg de titel Vasteberaden maar Soepel en met Mate. Er werd bijna een jaar aan gewerkt door de betrokkenen. Een opvallende rol was weggelegd voor Hans Verhagen. Hij nam uitvoerige interviews af met een vijftiental mensen. Lex van Weren die dankzij zijn trompet Auschwitz overleefd had, kwam er pas op het allerlaatste moment bij. Alleen oud-ministerpresident De Quay weigerde zijn medewerking. Hofland heeft Verhagen beschreven als ‘de beoefenaar van het “mompelende genre” [die] een techniek [heeft] ontwikkeld die de persoon van de ondervraagde in tact laat en waarbij de evrhalen alleen nu en dan een bepaald leiding gegeven wordt.’ Verhagen zag het al zijn belangrijkste taak ‘de conditionering in het denken over dat tijdperk’ te doorbreken en de getuigen veel te laten vertellen. Toch gebeurde het regelmatig dat mensen spijt kregen van wat ze verteld hadden. Hofland kreeg het gevoel ‘dat ze zich door een verboden instantie ter verantwoording lieten roepen.’ De interviews waren in typische VPRO-stijl – vanaf de schouder – gefilmd door Paul van den Bos. Met een van de geïnterviewden, een NSB’er die aan het Oostfront had gevochten, ontstond het probleem dat hij zich onder druk van zijn familieleden vlak voor de uitzending alsnog wilde terugtrekken. Hiermee bracht hij de makers in grote verlegenheid, omdat de montage vrijwel was afgerond. Uiteindelijk stemde hij er mee in om in de film te blijven, nadat zijn beeltenis en stem onherkenbaar waren gemaakt . De tekst werd vervolgens ondertiteld. In de versie van Vastberaden die in 1977 werd uitgezonden, las Pieter Verhoeff van achter een tafeltje het transcript van het interview voor.
Net als in De Twintiger en Dertiger Jaren werd er in Vastberaden van amateurmateriaal gebruik gemaakt. Keller toonde zich wederom een groot voorstander van het gebruik van dit type materiaal en wees op het feit dat op officiële films alleen maar ‘de boulevards en pleinen’ te zien waren, terwijl de amateuropnamen juist ‘de zijstraten van de geschiedenis’ konden tonen. Ook werd er gebruik gemaakt van speelfilms die een sterk documentaire inslag hadden, zoals Bezet Gebied (1946) van Frans Dupont en Wim Gerdes en Samen op Weg (1946) van Otto van Neijenhoff. En niet te vergeten van Leni Reiffenstahl’s documentaire over de NSDAP-Partijdag in Neurenberg, Triumph des Willens (1934). Hoe prachtig de montage (door Fred van Dijk) van al dit ongelijksoortig materiaal ook was, het stelde de film wel bloot aan het verwijt van manipulatie. Dat nam niet weg dat het programma toen het op 15 oktober 1974 tussen 19.15u. en 23.45u. werd uitgezonden, met onderbreking van het Achtuur Journaal en een kort pauzefilmpje, op bijzonder hoge waardering (77) van de kijkers kon rekenen. Bovendien bleef de kijkdichtheid opmerkelijk consistent (van 9,8% aan het begin van de uitzending tot 9,0% aan het einde van de avond). Ook de pers was opmerkelijk positief. Alleen in kringen van het voormalig verzet was wel enig gemonkel te horen. Het bleek weldra dat Hofland, Keller en Verhagen met Vastberaden een monument op het gebied van televisiegeschiedschrijving hadden geschapen – een toetsteen waaraan soortgelijke producties in de toekomst zich zouden moeten meten. In 1976 verscheen er een boek dat geheel aan het programma was gewijd. In 1977 werd, zoals reeds gezegd, Vastberaden – in iets gewijzigde vorm – herhaald.
Uit Bert Hogenkamp, Direct Cinema, maar soepel en met mate’ (2006), p. 43-45