Superheterodyne: verschil tussen versies

Uit B&G Wiki
(Nieuwe pagina aangemaakt met 'Het principe van heterodyne wordt voor het eerst gebruikt en beschreven door Amerikanen Poulsen en Fessenden. Zij gebruikten het ter demodulatie van [[morsesignalen...')
 
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1: Regel 1:
Het principe van heterodyne wordt voor het eerst gebruikt en beschreven door Amerikanen Poulsen en Fessenden. Zij gebruikten het ter demodulatie van [[morsesignalen]].  
Het hier beschreven toestel (B&G 1000) is een Western Electric Super[[heterodyne]] ontvanger van het type 4002.  Dit toestel verschijnt als eerste van dit type op de Nederlandse markt. De eerste aanbieding vindt plaats op de “Eerste Nederlandse Radio Salon”die van 29 mei tot 29 juni 1925 in Scheveningen plaats vindt. De ontvanginstallatie bestaat uit een aantal losse onderdelen, te weten:
De Amerikaan Armstrong (Edwin Howard) probeert in de eerste Wereldoorlog Duitse vliegtuigen op te sporen door de vonksignalen van de bougies op te vangen en te versterken. Dat is moeilijk omdat de frequentie van die signalen te hoog blijkt om met de in die tijd beschikbare techniek voldoende versterking te verkrijgen.  
a. een [[raamantenne]]. In het onderste deel is een schakelaar aangebracht om de antenne geschikt te maken  voor korte- en lange golven. Ook zijn er drie aansluitklemmen aangebracht om door middel van een speciaal snoer in bandvorm het eigenlijke ontvangtoestel met de antenne te verbinden.


Armstrong kent het heterodyne principe en gebruikt dat. Hij maakt een schakeling die een elektronische trilling van een bepaalde frequentie opwekt, een oscillator, en mengt die frequentie in zijn ontvanger met het opgevangen signaal. Het verschil van de twee is een signaal met een lagere frequentie. Dit is de middenfrequentie. Dit signaal wordt versterkt in de trap die middenfrequentversterker heet. Het signaal wordt gedetecteerd en via laagfrequentversterking hoorbaar gemaakt.
b. De kast van het radiotoestel. Deze bevat 7 radiolampen. De eerste lamp dient als [[oscillator]], de tweede is voor de [[detectie]], de derde, vierde en vijfde lamp zijn de [[hoogfrequentversterker]], de zesde lamp voor de roosterdetectie en de zevende lamp dient als laagfrequentversterker.. de drie hoogfrequentlampen zijn naar behoefte aan- en uitschakelbaar.
In de huidige radiotechniek wordt dit principe van signaalmenging nog steeds toegepast waardoor zwakke signalen toch voldoende versterkt kunnen worden om beluisterbaar te zijn.
De radio is dus onder te verdelen in de trappen hoog- midden- en laagfrequent.


In een superheterodyne radio is dit proces verder geperfectioneerd zodat de ontvanger nog beter in staat is op zeer selectieve wijze signalen van verschillende frequenties te verwerken.
c. Een batterijkist met daarin een batterij van 45 [[volt]] voor de [[anode]] en een gloeistroombatterij van 9 volt om de [[kathode]] te verhitten.
 
Wat opvalt aan deze ontvanger is het voor die tijd kleine formaat van de buizen. Een miniatuurtype (anno 1925!) met een zoeknokje voor de bajonetfitting en contactnokken aan de onderzijde. De bouw is solide. Ter voorkoming van [[overspraak]], onderlinge ongewenste beïnvloeding dus, zijn in het hoogfrequent gedeelte de verschillende trappen opgenomen in van elkaar afgeschermde compartimenten.

Versie van 21 jan 2013 11:37

Het hier beschreven toestel (B&G 1000) is een Western Electric Superheterodyne ontvanger van het type 4002. Dit toestel verschijnt als eerste van dit type op de Nederlandse markt. De eerste aanbieding vindt plaats op de “Eerste Nederlandse Radio Salon”die van 29 mei tot 29 juni 1925 in Scheveningen plaats vindt. De ontvanginstallatie bestaat uit een aantal losse onderdelen, te weten: a. een raamantenne. In het onderste deel is een schakelaar aangebracht om de antenne geschikt te maken voor korte- en lange golven. Ook zijn er drie aansluitklemmen aangebracht om door middel van een speciaal snoer in bandvorm het eigenlijke ontvangtoestel met de antenne te verbinden.

b. De kast van het radiotoestel. Deze bevat 7 radiolampen. De eerste lamp dient als oscillator, de tweede is voor de detectie, de derde, vierde en vijfde lamp zijn de hoogfrequentversterker, de zesde lamp voor de roosterdetectie en de zevende lamp dient als laagfrequentversterker.. de drie hoogfrequentlampen zijn naar behoefte aan- en uitschakelbaar.

c. Een batterijkist met daarin een batterij van 45 volt voor de anode en een gloeistroombatterij van 9 volt om de kathode te verhitten.

Wat opvalt aan deze ontvanger is het voor die tijd kleine formaat van de buizen. Een miniatuurtype (anno 1925!) met een zoeknokje voor de bajonetfitting en contactnokken aan de onderzijde. De bouw is solide. Ter voorkoming van overspraak, onderlinge ongewenste beïnvloeding dus, zijn in het hoogfrequent gedeelte de verschillende trappen opgenomen in van elkaar afgeschermde compartimenten.