Wibo van de Linde

Uit B&G Wiki

Wibo van de Linde wordt vlak voor de Tweede Wereldoorlog geboren in een remonstrants gezin van drie kinderen in Amsterdam: “Vlakbij de Oosterbegraafplaats. Mijn grootvader Willem raadde vroeger mijn moeder Truus aan met mij te gaan wandelen in de grote tuin, waarmee hij dan de Oosterbegraafplaats bedoelde. Ik ben er nooit somber van geworden hoor.” Zijn vader is koopman in een exporthandel in Amsterdam en zijn moeder een gediplomeerd onderwijzeres die tijdens haar huwelijk huisvrouw wordt. Van de Lindes voorouders komen uit de Pekela’s en zijn schoenlappers en schippers: “Het zal dus wel in mijn onderbewustzijn zitten, maar wanneer ik de grens met Groningen passeer, voel ik me altijd een stuk beter.” Hij groeit op in Heemstede, waar hij de lagere school doorloopt en nog een deel van de Tweede Wereldoorlog bewust meemaakt. In Haarlem gaat hij vervolgens naar de HBS A, om daarna Economie te studeren aan de Rijksuniversiteit in Groningen.

In zijn eerste jaar stopt hij echter weer met de studie omdat zijn vader overlijdt en hij zijn moeder moet ondersteunen in het handhaven van diens kantoor, Trubeka. Van de Linde werkt een jaar in de financiële boekhouding van het bedrijf en doet daarna twee jaar de officiersopleiding in dienst: “Je leert dan als jong maatje een ploeg andere jonge Nederlanders leiden. Dat gaat natuurlijk niet van ‘jij doet zus en jij doet zo’, daar moet je bepaalde listen bij verzinnen. En dat is een aardige training voor later management natuurlijk.” Na zijn dienstperiode gaat hij in de leer bij het handelshuis Hagemeyer & Co., dat in die tijd Nederlands grootste exportbedrijf is voor de Oost. Halverwege zijn opleiding stopt hij: “Je moest daar prikklokkaarten invullen en als je dan een halve seconde na kwart over acht binnen kwam, dan moest je op zaterdagen terug komen. Dat was niet echt mijn stijl, want ik was toen al een beetje een vrijgevochten jongeheer.” Van zijn laatste geld publiceert hij twee advertentie in Het Parool en De Tijd om op die manier werk te vinden. In het presentie-exemplaar dat hij van Het Parool krijgt, ziet hij een advertentie van het Amerikaanse United Press International, waarin zij vragen naar een ervaren redacteur.

Op het hoofdredacteurschap van de schoolkrant op HBS A na, heeft hij echter geen journalistieke ervaring. Toch probeert hij de baan te bemachtigen. Vlak voor het UPI gebouw wacht hij ’s ochtends in een telefooncel totdat hij ziet dat directeur Henri Schoup het gebouw binnen gaat. Hij gooit een dubbeltje in het apparaat en belt hem op: “Hij begon te lachen omdat mijn stem te jong klonk en toen ik zei dat ik wel de schoolkrant had gerund, nam zijn gelach alleen maar toe. Maar ik had het goed gerepeteerd van tevoren en bedacht dat ik zou zeggen: ‘ik kan wel binnen één minuut voor uw bureau staan’. ‘Dat wil ik zien’, zei de heer Schoup en toen ging ik naar binnen en zei hij: ‘Ah wel, chapeau! Achtenvijftig seconden!’ U bent aangenomen!”


Het NTS Journaal

Wanneer Schoup na anderhalf jaar gaat werken op het Europees hoofdkantoor van UPI in Londen, zegt hij tegen Van de Linde dat hij vast niet goed kan opschieten met zijn opvolger. Schoup belt daarop met Carel Enkelaar, toenmalig hoofdredacteur van het NTS Journaal, om een baan voor Van de Linde te regelen. Dit lukt en begin 1963 mag Van de Linde beginnen als bureauredacteur C op de redactie van het Journaal. Na een paar jaar krijgt hij de kans ook verslaggeverij te gaan doen en weer iets later mag Van de Linde, na het doen van een screentest, ook als presentator op beeld verschijnen.

Als verslaggever verdient hij zijn krediet en waardering door bij rellen in Amsterdam in 1967 verslag te doen en daar zelf niet ongedeerd vanaf te komen. Ondanks dat hij meermaals wordt geslagen tijdens zijn werk en er zelfs een hersenschudding aan over houdt, doet hij hiervan geen aangifte. Hij meent dat dit nu eenmaal de risico’s van het vak zijn. Ook een andere klap in zijn gezicht zou hem faam opleveren, namelijk die van Prins Claus tijdens de Vierdaagse in Nijmegen in 1967. Wanneer Van de Linde al achteruitlopend een vraag probeert te stellen, wil de prins de microfoon afweren. Echter, in deze duwbeweging komt de microfoon tegen de kin van Van de Linde en dit resulteert in een harde dreun. Op het filmmateriaal lijkt het hierdoor alsof de prins Van de Linde hard in zijn gezicht raakt. Hoofdredacteur Dick Simons besluit na een gesprek met de particulier secretaris van de prins het materiaal de prullenbak in te gooien. Van de Linde krijgt in ruil hiervoor de volgende dag een exclusief interview met prins Claus, wandelaar 204, zoals hij pesterig door Van de Linde wordt genoemd.

“In mijn tijd had je als verslaggever nog geen mobiele telefoons. Het is mij een paar keer voorgekomen dat je terugkwam van een item in Groningen en dat er brand was in Beilen. Daar kwam je langs, maar niemand kon je vinden. Dan werd er wel eens geprobeerd om een politieman op motor achter je aan te sturen, maar ja, hoe vindt je Wibo van de Linde in zijn volkswagentje?” Van de Linde komt op het idee om van geleend geld van zijn moeder een marifoon in zijn auto te laten plaatsen. Deze enorme mobiele telefoon, die oorspronkelijk bedoeld is voor de binnenvaart, betaalt zich na drie dagen al uit wanneer Van de Linde wederom in een dergelijke situatie gezocht moet worden: “Toen zei Simons: ‘nou heren, geweldig! Hoe bent u hier aangekomen?’” Van de Linde presenteert de rekening van de marifoon en krijgt het bedrag direct terug van zijn hoofdredacteur.

Alvorens hij Journaals mag lezen in de studio, wordt hij hiervoor opgeleid door ervaren collega’s Jan Gerritsen en Rien Huizing: “En dat bestond er voornamelijk uit dat, wat ik nog steeds wel heb, een te hoog tempo van praten en achter in de mond praten. En daar moet je op oefenen. Dus Jan en Rien zeiden tegen mij ‘ga maar gewoon iedere avond anderhalf uur hardop de krant zitten lezen bij een taperecorder, dan zul je zelf wel zien wat er aan mankeert’. Dat was een uitstekende raad natuurlijk.” Zijn hele periode bij het NTS Journaal blijft Van de Linde naast zijn werkzaamheden als nieuwslezer, ook actief als verslaggever: “Maar ik was me toen ook al bewust van de meerwaarde die ik als presentator zou hebben. Ten eerste word je een breder journalist, maar ook kreeg ik er enige bekendheid door, wat mij in mijn verdere carrière heeft geholpen.”


AVRO’s Televizier Magazine

In 1969 krijgt Van de Linde aanbiedingen van zowel de VPRO als KRO’s Brandpunt. Eindredacteur van Brandpunt Richard Schoonhoven wil hem graag inlijven in het actualiteitenprogramma, maar omdat Van de Linde niet katholiek is, kan hij niet worden ingedeeld in salarisklasse 12, waar hij bij het NTS Journaal wel in zit: “Ik kon dan in klasse 11 komen en met mijn ervaring alsnog iets meer gaan verdienen dan bij het Journaal. Maar dat strookte niet geheel met mijn karakter. Dat vond ik zo’n belachelijke maatregel dat ik gillend van het lachen het pand heb verlaten.”

Inmiddels heeft ook AVRO-voorzitter Siebe van der Zee zich bij Van de Linde gemeld: “Hij zei tegen mij: ‘Ik heb er zwaar de pest in dat wij als grote AVRO nooit een prijs winnen op een internationaal actualiteitenconcours’. Ik kreeg van hem carte blanche een actualiteitenrubriek op te starten, met als enige voorwaarde dat ik binnen vierentwintig maanden zo’n prijs zou winnen.” Van de Linde neemt de uitdaging aan en krijgt van Van der Zee acht maanden de tijd zich voor te bereiden en om geschikte mensen om zich heen te verzamelen. Van de Linde contracteert onder andere Jaap van Meekren, Fons van Westerloo, Ria Bremer en Ferry Hoogendijk. Het programma gaat werken met meerdere reporters, maar ook een breed netwerk aan internationale correspondenten: Peter Brusse in Londen, Klaas Jan Hindriks in Washington, Bob Kroon in Genève en enkelen meer.

De acht maanden zijn ook nodig omdat hoofdredacteur van het Journaal Dick Simons boos is om het vertrek van Van de Linde en hem onmisbaar verklaart. Uiteindelijk lukt het de AVRO om hem toch iets eerder los te weken bij het Journaal en op negentwintig jarige leeftijd is Wibo van de Linde de jongste chef van een actualiteitenrubriek ooit. De rubriek krijgt de naam AVRO’s Televizier Magazine en binnen vierentwintig maanden wint het programma de Grand Prix in Cannes voor de tv-documentaire over het Staphorster poliodrama.

Na drie succesvolle jaren acht Van de Linde het tijd voor iets nieuws. Hij krijgt een baan aangeboden als woordvoerder en informatie chef voor de toenmalige Hoge Commissaris voor Vluchtelingenzaken van de Verenigde Naties in Genève. Het is niet Van de Lindes intentie de televisie voorgoed achter zich te laten, maar hij ziet in zijn opdracht bij de Verenigde Naties een grote uitdaging.


TROS Aktua

Na drie jaar lonkt de Nederlandse televisie weer. Hij krijgt de functie Hoofd Informatieve Programma’s bij de TROS aangeboden. Bij de TROS krijgt hij wederom de opdracht een actualiteitenrubriek op te zetten. Dit wordt TROS Aktua. Hiervoor trekt hij opnieuw journalisten aan voor wie Aktua uiteindelijk een leerschool en springplank voor een glansrijke carrière blijkt: Ard Horvers, Pieter Kronenberg en Ivo Niehe. Ook TROS Aktua blijkt een groot succes en wint eveneens internationale prijzen, zoals voor de spraakmakende euthanasiezaak rondom het echtpaar Van Bemmelen. Van de Linde blijft tien jaar werkzaam bij de omroep.

Tijdens zijn werkzaamheden voor de TROS werkt Van de Linde onder andere ook als hoofdredacteur voor het weekblad Deze Week en als correspondent in Nederland voor Time en Life Magazine. Tevens is hij schrijver van Het geheim van “Vredenhof” en presentator van televisieprogramma’s als De Holland-Amerika lijn, Een maand een dag en uitzendingen rondom de Tweede Kamer verkiezingen en de Provinciale verkiezingen in respectievelijk 1977 en 1978.


Verschillende directeurschappen

In 1984 treedt Van de Linde als vervanger van Siebe van der Zee, aan als directeur van de AVRO. Dit terwijl tachtig procent van de werknemers tegen zijn komst stemt. Er wordt gevreesd voor strenge maatregelen en Van de Linde begint dan ook aan een grote reorganisatie van de omroep. De veranderingen leiden echter niet tot het gewenste resultaat en na vijf jaar houdt Van de Linde het voor gezien. Hij laat de televisie wederom achter zich en wordt in 1989 directielid van James Martin Strategy (JMS), een wereldwijd adviesbureau op het gebied van automatisering. Hij neemt bij dit bedrijf de public relations voor zijn rekening. Tevens houdt hij zich bezig met de opzet van een satellietzender voor permanente educatie van IT-managers. Daarnaast schrijft hij een seizoen lang recensies over televisieprogramma’s voor de regionale dagbladen van de GPD.

Drie jaar later wordt hij benaderd door Joop van den Ende. Van den Ende ziet in Van de Linde de topman voor Endemol Duitsland, een functie die hij uiteindelijk tot 2001 zeer succesvol bekleedt. Onder zijn hoede sluit Endemol contracten met alle grote Duitse televisiezenders en groeit Endemol Duitsland uit tot de grootste buitenlandse vestiging van het bedrijf. Na zijn aftreden, blijft hij wel beschikbaar als adviseur voor de Raad van Bestuur van Endemol. In 2001 wordt hij door Novamedia benoemd tot directievoorzitter van de Postcode Loterij in Duitsland en Zwitserland en later ook in Nederland van de Nationale Postcode Loterij en de Sponsor Bingo Loterij. Hierna vertrekt Van de Linde weer naar Duitsland om voor mediabedrijven als Bertelsmann en Viacom opdrachten te vervullen: “Om een voorbeeld te geven: Viacom bezit MTV. MTV koopt de Duitse muziekzender Viva en aan mij werd dan gevraagd die bedrijven in elkaar te schuiven. Te herstructureren.”


Terugkeer naar de televisie

In 2004 keert Van de Linde ter ere van het veertig jarig bestaan van de TROS weer terug op televisie. Samen met Harmen Roeland presenteert hij 33 afleveringen van het praatprogramma REM, dat wordt opgenomen op het REM-eiland, waar de voorloper van de TROS ooit is begonnen. In 2011 gaat hij op vrijwillige basis natuurdocumentaires maken voor het lokale televisiestation van Harlingen, GPTV: “Hier mag ik doen wat ik wil. Ik ga hier eigenlijk terug naar mijn periode als journaalverslaggever. En dat vind ik heel erg leuk om te doen.” Verder vervult Van de Linde nog regelmatig adviesklussen en organiseert hij reünies voor NTS-medewerkers onder de naam NTS Oldtimers.



Prijzen en onderscheidingen

Grand Prix Cannes voor TV-documentaire over Staphorster poliodrama (1972).

Grand Prix Monte Carlo met Dossier Menten (1977).

Bronzen medaille Filmfestival van New York voor TV-dossier Van Bemmelen