Nico Crama

Uit B&G Wiki
Nico Crama, Scheveningen, 17 mei 1991
Foto: Maarten Hin (1944-2002)

Nico Crama heeft als producent, regisseur en scenarioschrijver (mee)gewerkt aan meer dan tachtig, merendeels korte, films in Nederland, Canada en de Verenigde Staten. Vanaf 1958 werkt hij als filmmaker, onder andere voor de Nederlandse Onderwijs Film, en als onafhankelijk producent. Vanaf het begin van de jaren zeventig speelt hij een belangrijke rol bij de professionalisering van de Nederlandse animatiefilm en hij zet deze internationaal op de kaart.

Jeugd en eerste aanraking met film

De Crama’s stammen af van Hugenoten die in de zeventiende eeuw via België naar Leiden zijn gekomen. Nico Crama komt uit een middenstandsmilieu: zijn grootvader heeft een slagerij en zijn vader is rijwielhandelaar. Hij komt niet verder dan de derde klas op het gymnasium maar behaalt wel zijn MULO-diploma. Als scholier raakt hij besmet met het filmvirus. Met een 8mm-camera begint hij zelf films op te nemen. Bij de Leidse Smalfilm Liga maakt hij kennis met toonaangevende amateurfilmers als Emile Timan, Joop Pieëte en Herman Kleibrink, die hem met raad en daad terzijde staan. In hun films gaat het om beeldcompositie, montage, spel van licht en donker, ‘filmrijm’. Deze elementen zijn ook terug te vinden in Impressions de Paris, de film die Crama met zijn Kodak 8mm-camera – ook bekend als het ‘roggebroodje’ – in 1953-54 in en over Parijs maakt.

Crama wil van filmen zijn beroep maken. Omdat er nog geen filmopleiding in Nederland is, volgt hij met een Unesco-beurs als toehoorder lessen aan de filmschool IDHEC in Parijs. Via een Nederlandse vertegenwoordiger bij de Unesco komt hij bij de Stichting Nederlandse Onderwijs Film (NOF) terecht, die geleid wordt door de filmtheoreticus Dr. J.M.L. Peters. Wegens bezuinigingen kan Crama niet bij de NOF blijven werken en gaat hij in december 1955 als filmlaborant aan het werk bij Triofilm in Amsterdam. Dit productiebedrijf en laboratorium wordt geleid door de ervaren cameraman Jo de Haas en diens zwager Theo Cornelissen. Crama doet er de nodige kennis over laboratoriumtechnieken op.

Na een jaar bij Triofilm keert Crama terug naar de NOF, als assistent-montage. Er ontstaat een nauwe band tussen hem en zijn NOF-collega’s Kees van Langeraad (scenario, regie), Rupert van der Linden (illustratie en trucage), Wim van Beelen (rostrum-camera) en Sipko Scholten (grafisch ontwerp). Een van de films die Crama voor het onderwijs ‘bewerkt’, is Mangrove, een documentaire die de Nederlandse bioloog/cineast Peter Creutzberg in 1954 in Sierra Leone heeft opgenomen. Crama schrijft ook het bijbehorende instructieboekje voor de onderwijskrachten die deze film in de klas gebruiken.

Filmen en les geven

In 1959 maakt hij Zwavelzuur, een film over scheikunde, die deels in het Haags Montessori Lyceum wordt opgenomen. Hier wisselen Crama en Jan Koning, de rector van het lyceum, van gedachten over het belang van filmvorming. Koning nodigt hem uit les te komen geven op het Montessori Lyceum. Crama verzorgt niet alleen lessen over het wezen van de film en de geschiedenis ervan, maar stelt de leerlingen ook in de gelegenheid om ter afsluiting van de lessen gezamenlijk een film te maken. Deze nieuwe onderwijsvorm trekt al spoedig de aandacht van de media. Zo wijdt het AVRO televisie-jeugdprogramma Rooster in april 1963 een aflevering aan de filmactiviteiten op dit lyceum. Op meerdere manieren brengt Crama het filmwerk van de scholieren onder de aandacht. Als in oktober 1960 in de befaamde Amsterdamse studentenbioscoop Kriterion het eerste Cinestud filmfestival wordt gehouden, weet Crama het voor elkaar te krijgen dat naast studentenfilms ook aandacht wordt besteed aan films van middelbare scholieren.

Vanaf 1961 werkt Crama als onafhankelijk regisseur en producent, maar het lesgeven aan het Haags Montessori Lyceum en later aan het Rijnlands Lyceum in Oegstgeest houdt hij tot begin jaren zeventig aan. Zijn eerste eigen productie Netsuke gaat over de Japanse gordelknopen in de collectie van het Rijksmuseum voor Volkenkunde in Leiden. Vervolgens maakt hij met subsidie van het Ministerie van OK&W De mooiste tijd…, een docudrama op bioscoopformaat over de leefwereld van middelbare scholieren.

Producent en filmmaker

Na een aantal films te hebben gemaakt, waaronder de korte speelfilm Het oponthoud (1969) naar een scenario van Hubert Lampo, en de productie van enkele animatiefilms en TV-spots met voormalig NOF-collega Rupert van der Linden, ontwikkelt Crama zich aan het einde van de jaren zestig tot een producent die andere filmmakers helpt bij het realiseren van korte, kunstzinnige films met gelden van het Ministerie van CRM. Regisseurs als Ruud van Hemert (Flinkevleugel, 1969), Jan Oonk (De stuiter, 1971) en Paul Verhoeven (De worstelaar, 1971) maken dankbaar gebruik van Crama’s diensten.

Voor het Haags Gemeentemuseum maakt Crama een reeks van korte films. In Fotoportret (1970) wordt de geschiedenis van de portretfotografie behandeld. De volgende film, Daumier, verslaggever van zijn tijd (1971), over de negentiende-eeuwse Franse cartoonist, is zo’n succes dat er een Engelse en Franse taalversie van gemaakt worden. Voor Piet Mondriaan: een filmessay (1973) krijgt Crama na veel soebatten financiële steun van de ministeries van CRM en Buitenlandse Zaken. De film, die in achttien minuten de ontwikkeling van Mondriaan van naturalistisch tot abstract schilder laat zien, wordt internationaal met vele prijzen bekroond.

Een jaar in Montréal

In 1974 brengt Crama met zijn gezin een jaar in Montréal door dankzij een fellowship van de Canadese regering. Hij ervaart uit eerste hand hoe de National Film Board of Canada (NFB) werkt. Daarbij raakt hij met name onder de indruk van de productionele en creatieve mogelijkheden binnen dit staatsfilmbedrijf. Enkele jaren na zijn verblijf in Montréal initieert hij een drietal coproducties tussen de Nederlandse Omroep Stichting (NOS) en de NFB: Zijn we niet rijk geworden hier? (1978) over Nederlandse emigranten in Canada, De bevrijding van Nederland (1980) over de bevrijding van Nederland, en Co Hoedeman, animator (1980), over de persoon en het werk van deze animatiefilmer van Nederlandse komaf die in 1978 een Oscar had gewonnen met Sand castle.

Op 5 oktober 1975 vindt in het Haagse Congresgebouw de door Crama georganiseerde Dag van de Korte Film plaats. Met ruim tienduizend bezoekers is dit evenement een groot succes.

Crama draagt de korte film weliswaar een uitgesproken warm hart toe, maar dat weerhoudt hem er niet van om ook lange(re) films te produceren. Zo treedt hij als producent op van de eerste lange film van Frans Zwartjes, It’s me (1976), met Willeke van Ammelrooy in de hoofdrol.

Samenwerking Peter Brouwer, Gerrit van Dijk en Paul Driessen

Via Peter Brouwer, die hij in 1967 heeft geholpen met een remake op 16mm van zijn 8mm scholierenfilm over reclassering, Een feestdag, leert Crama de Haarlemse schilder, graficus en filmer Gerrit van Dijk kennen. Gedrieën maken zij met eigen middelen Butterfly R.I.P. 1975 (1972). Crama produceert nog twee andere films van Van Dijk, CubeMENcube (1975) en Sportflesh (1976), gevolgd door films van de animatiefilmers Ronald Raaijmakers en Niek Reus. Een bijzondere relatie bouwt hij op met Paul Driessen, die hij tijdens zijn verblijf in Montréal heeft leren kennen. Beginnende met Ei om zeep (1977) produceert Crama ruim twintig jaar lang de films van Driessen. Vele daarvan worden internationaal bekroond. Zo wordt Crama al snel gezien als een voorvechter van de animatiefilm.

Animatiefilms

Vanaf de oprichting in 1973 is Crama lid van de Vereniging Holland Animation. In november 1975 wordt hij tot voorzitter van deze vereniging gekozen, en dat blijft hij dat twee jaar lang. Op zijn programma staat een actieve aanpak van de behartiging van ‘de creatieve (en indirekt ook de materiële) belangen van de leden’, onder meer door erkend partner te worden in het overleg met de overheid en de andere beroepsorganisaties. Ook na zijn vertrek als voorzitter blijft Crama zich inzetten voor de vereniging. Zo is hij de initiatiefnemer van de manifestatie Tien Jaar Holland Animation in het kader van Filmweek Arnhem 1983 en de internationale overzichtstentoonstelling Beeld voor Beeld die gelijktijdig in het Gemeentemuseum Arnhem te zien is. In 1985 maakt hij onder dezelfde titel voor de Nederlandse Omroep Stichting (NOS) een documentaire over de geschiedenis van de animatiefilm in Nederland.

Ook treedt Crama op als producent en distributeur van talloze animatiefilmers via de inmiddels door hem in het leven geroepen Stichting Holland Animation (1982-2002). Naast Paul Driessen zijn dat onder andere Børge Ring, Ronald Bijlsma, Evert de Beijer, Petra Dolleman, Mark Reijnders, Raf Croonen, Tali Farchi, Ellen Meske, Niek Reus en Hans Nassenstein. In 1995 stelt hij zijn ervaringen op schrift in het boekje Korte Animatiefilms: Adviezen voor produktie en distributie.

Naast zijn bemoeiingen met animatiefilms houdt Crama zich van tijd tot tijd bezig met de regie, maar voornamelijk productie van live action films, zoals de Nederlands/Amerikaanse coproductie De Amerikaanse droom/The Dutch Connection (1982), geregisseerd door George Sluizer. Een ander voorbeeld van een internationale coproductie is The Boulevard of Broken Dreams (1987) van Derek May en Albert van der Wildt, over de Canadese tournee van dit succesvolle reizend theaterfestival.

Nalatenschap

In 1998 produceert Nico Crama zijn laatste films. Daarna houdt hij zich vooral bezig met het veiligstellen van zijn audiovisuele collectie bij het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid en zijn papieren archief bij EYE Film Instituut Nederland. In 2004 wijdt het Nederlands Film Festival een retrospectief aan zijn oeuvre, waarbij ook een monografie, Nico Crama: filmmaker van de hand van mediahistoricus Bert Hogenkamp over hem en zijn werk verschijnt. De afgelopen jaren is Crama bezig geweest met de heruitgave van films op DVD, zoals Piet Mondriaan: een filmessay, De Nederlandse films van Paul Driessen 1970-2004 (2004) en De vroege films van Paul Verhoeven 1959-1979 (2006; waaronder De worstelaar, geproduceerd door Crama), alsmede Scholierenfilms Haags Montessori Lyceum 1959-1973 (2009), met De mooiste tijd... als extra.

Prijzen en onderscheidingen

  • Ridder in de Orde van Oranje-Nassau (1994)
  • Erelid Nederlandse Beroepsvereniging van Film- en Televisiemakers NBF uitgereikt ‘op grond van zijn bijzondere verdiensten voor de Nederlandse film’ (1996)
  • De Chapeau!, de speciale prijs van de Vereniging Holland Animation, overhandigd op het Holland Animation Film Festival 1996